Eigenlijk kwam ik om het over een van de Tien Geboden te hebben. We zouden praten over ‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken’. Over de Afsluitdijk rijdend, probeerde ik me voor te stellen wat hij daarover zou zeggen. Gaat het in dit gebod over vloeken? En wat is dat dan, vloeken? Is dat een verboden woord of is het misschien breder dan dat? Gaat het wellicht over een manier van spreken die twijfelachtig is? Ik wil eigenlijk geen sturing geven aan zo’n vraag, maar doe dat misschien per ongeluk toch een beetje, bedacht ik me. Niet doen, Jelle! Luisteren en niet invullen!

Het liep anders. Nippend aan onze koffie ging de deurbel. Dochterlief kwam langs. Leuk vind ik dat, om ook de kinderen van gemeenteleden te treffen, om een gezicht bij een naam te leren kennen. “Geloof en de kerk? Nee, daar heb ik he-le-maal niks mee”, zei ze tamelijk stellig. Vroeger had ze wel op catechisatie gezeten, maar toen bleek dat de dominee haar geen bevredigend antwoord kon geven over het hoe en waarom van een brandende braamstruik, had ze besloten dat het sprookjes waren. “Bovendien”, ging ze verder, “het geloof leidt tot de grootst mogelijke ellende en oorlogen tussen mensen”.

Oei. Ik voelde dat ik te maken had met een overtuigd atheïst. Soms zijn die nog stelliger en overtuigder dan de meest trouwe Jehova’s. Het effect op mij is, dat ik iets begin te stamelen dat het midden houdt tussen verweer en verdediging. Ik moet mezelf opnieuw toespreken ”Nee, Jelle, niet verdedigen, maar doorvragen!”. Ik ben echt benieuwd naar haar blik op geloof, maar tegelijk merk ik dat er zoveel ruimte zit tussen mijn abstracte beelden en haar concrete bezwaren, dat er een hele dikke muur tussen ons in staat, terwijl we naast elkaar op de bank zitten.

Waardoor komt het dat mensen zó vervreemd raken van de religie waar ze ooit toch min of meer deel van uitmaakten? Wat is er gebeurd dat de kerk zo resoluut de rug toegekeerd is? Ik weet het, dat zijn veel te grote vragen voor deze plek, maar ze gaan wel door me heen. Ik herinner me een frase van de Duitse socioloog Weber, die het in 1917 had over die Entzauberung der Welt of in het Nederlands: de onttovering van de wereld. Wanneer wij alles wat er gebeurt met onze ratio verklaren, wanneer er nauwelijks meer ruimte is voor wonderen en verwonderen en wanneer verhalen gereduceerd worden tot verhaaltjes, hoeveel ruimte blijft er dan nog over voor ons beelddenken? Hoe kunnen we ons dan nog spiegelen aan figuren uit, laten we eens iets noemen, bijbelverhalen?

Terwijl deze gedachten in een apart kamertje van mijn hoofd voorbijschieten, praten we verder. De dochter, de vader, de moeder die vooral luistert en ik. Over de kroning van Charles, in Westminster Abbey. Poppenkast en poespas, is het oordeel van de dochter. Een geldverslindende show die arme Charles bepaald niet prettig gevonden zal hebben, denken we. Vermenging van kerk en staat, dat ook, en daar houden we al helemaal niet van. En God die er te pas en te onpas aan zijn haren bijgetrokken wordt, om maar even terug te komen op het ijdel gebruiken van de naam van de Here.

En toch…ik zeg dat er naar mijn idee toch ook een kant aan zit die ik waardeer, bewonder zelfs. Het is de notie van liturgie en ritueel. Een flard van de samenvatting van de BBC komt terug, waarin Charles de kroonjuwelen worden overhandigd. Dat is een hele serie aan kostbaarheden die bewaard worden in de Tower of London, maar bij een kroning het daglicht mogen zien. Poespas, natuurlijk, ik weet het. Overbodige ballast, maar toch…the Sword of Offering staat symbool voor de bescherming van de goeden en het straffen van de kwaadaardigen. En er is een scepter met een duif erop, die bekendstaat als de ‘Staf van Rechtvaardigheid en Barmhartigheid’. Die vertegenwoordigt de spirituele rol van de vorst. Natuurlijk, je kunt ook gewoon uitspreken dat je hoopt dat de koning de goeden zal beschermen. Je kunt ook gewoon hopen dat de koning ook oog heeft voor geestelijke zaken. Zonder poespas. Dat kan ook. Maar toch. We kunnen in de kerk de kaars ook achterwege laten. En stopen met dopen. En het brood en wijn aan de wilgen hangen. Het is allemaal poespas. Maar wel poespas die iets met mensen doet. Je kunt spreken over licht en warmte, maar met een kaars is dat licht er ook echt. En je kunt praten over een nieuw begin, maar door met water een nieuwe start ook te voelen, is dat echt anders. En je kunt praten over gemeenschap, maar door brood en wijn aan elkaar te geven en te proeven, gebeurt er iets met mensen. Rituelen zoals daar in Westminster Abbey of in onze vermaning in Medemblik ontstijgen daarom het niveau van poespas. Maar ja, dat vind ik, en wat is dat waard? Ik zit hier te praten met iemand die ervan overtuigd lijkt te zijn dat een brandende en pratende braamstruik in het land der fabelen thuishoort. Begrijpelijk, ik heb er ook nog nooit een gezien. Maar zouden we ook het domein van de verwondering kunnen betreden? Het land van beelden, van voorstellingen, van verhalen? Stel je eens voor dat we de feitelijkheid van die struik even los konden laten. Dat die vraag heel eventjes niet meer relevant gevonden wordt en dat we vertoeven in het verhaal. Net zoals je je onderdompelt in een film, waarin je je ook niet steeds afvraagt of Spiderman nou wel echt bestaan heeft of niet. Of dat iemand steeds opmerkt dat Harry Potter vol met onwaarschijnlijkheden zit. Daar is niks aan. Dus laten we even net doen alsof die brandende struik wel echt is. Dan zitten we ín het verhaal. Dat is leuker. Dan zijn we opener.

Wie durft er nog in verhalen te geloven? Verhalen zijn iets anders dan verslagen. Waarheid is iets anders dan waar gebeurd. Schepping staat niet op gespannen voet met evolutie en God hoeft niet te concurreren met Verstand. Echt, de kerk (in ieder geval de mijne) is dat pad al vele jaren geleden ingeslagen en de herinneringen van 30 jaar geleden worden steeds stoffiger en vager. Ik ken de ammunitie inmiddels wel waarmee de gekwetsten van toen nu terugschieten. Jezus die op het water liep bijvoorbeeld, geloof jij dat echt (haha, het had zeker gevroren)? Of die eerdergenoemde van religie en geweld (dat geloof leidt alleen maar tot oorlog). Maar beste dochter, en al die andere criticasters: wil je je cynisme een keer loslaten?

Ondertussen zitten we nog steeds in gesprek. Ik wil wel getuigen, maar niet overtuigen. En vooral ben ik benieuwd naar de gebieden in het leven waarop de dochter geraakt wordt. Dat zouden zomaar de raakvlakken kunnen zijn tussen emotie, het zelf en een derde component die we meestal niet zelf in de hand hebben. In de kerk hebben we daar het woord God voor.
Ik laat me steeds afleiden door de gedachten, die bijna nooit stoppen. Waar raakt dochter door geraakt, daar waren we. Is het muziek of kunst of poëzie? Liefde? Welke beelden doen haar ontstijgen boven het gewone, dagelijkse en soms maar middelmatige leven?
Natuurlijk zijn die er. Wandelen in de natuur bijvoorbeeld. Maar dat staat echt los van geloof, verzekert ze me en ik geloof haar. Weber had een vooruitziende blik.
En wanneer ik later die middag de Afsluitdijk in omgekeerde richting bedwing, neem ik me voor om vanavond lekker Harry Potter te gaan lezen en me te wanen in een wereld die in geen atlas te vinden is, maar die mij wel inspireert en hoop geeft op een prachtige toekomst.