Waarom dit onbegrijpelijke stuk op deze oudjaarsavond? Kunnen we niet een beetje in de comfortabele kerstsfeer blijven?

Ja, dat mag. De kerstboom staat nog. En straks de oliebollen. Maar eerst wil ik terug naar het begin. Want geen Nieuw zonder Oud. Dit is een moment van terugblikken en vooruit kijken.

Gek eigenlijk. Want is 1 januari anders dan 31 december?

Voor de Chinezen zitten we midden in het jaar 4716.
Op de Joodse kalender  is het morgen 14 Teves 5778.
Alleen de Gregoriaanse kalender bepaalt dat we vanavond overgaan van het jaar 2017 naar 2018. Wat is tijd? Een lineair proces van vroeger-nu-straks. Maar het begint steeds weer opnieuw. En daarom wilde ik vanavond dit oerverhaal uit Genesis lezen.

Oerverhalen zijn universeel menselijke verhalen, sagen, mythen die een rol hadden in de vorming van identiteit. Verhalen waarin mensen zich konden en kunnen herkennen. Wanneer mensen die verhalen hoorden, konden ze roepen:

Zo zijn wij ook! Dat verhaal gaat ook over mij!

Genesis 3 is zo’n universeel verhaal. Een verhaal dat door alle mensen in alle culturen iedere dag gelezen kan worden. Het is geen verhaal over een bepaalde plek en over een bepaald echtpaar op een bepaalde tijd. Het gaat over het jaar dat achter ons ligt en over het jaar waar we over een paar uur mee beginnen.

———

U kent vast de uitleg van de klassieke theologie:

de slang is van de duivel, het paradijs van God.
Het kwaad komt van de duivel, het goede komt van God.
De mens is verleid door de duivel en heeft zich niet gehouden aan de geboden van God. En het gevolg? Straf. De oerzonde. Original Sin. En de kerkelijke dogmatiek heeft die zonde zelfs doorgetrokken tot in het Nieuwe Testament, waar Jezus alles wat er in het paradijs misgegaan is weer herstelt.

Dit verhaal is door de kerkelijke dogmatiek vaak uitgelegd als een dualistisch verhaal over GOED aan deze kant en KWAAD aan de andere. GOD aan de ene kant, de DUIVEL aan de andere kant.

Ik vraag me af: wat is dat voor wereldbeeld?

Een beeld waarin dat wat ons plaagt, beschouwd wordt als van buiten. Als iets dat niet bij ons hoort. Alsof onze eigenlijke status-quo er een is van paradijselijk groen en de geur van fruit.

In de psychologie is daar een theorie over: externe attributie. Dat wat er misgaat ligt dan altijd buiten jezelf. De omstandigheden waren niet optimaal. De brug stond open. Niemand had het mij verteld. De trein was te laat. De slang verleidde me. Maar was die slang ook niet een schepsel van God? Die slang was toch ook thuis in die tuin?

Mag ik met u proberen Genesis 3 op een andere manier te lezen?

———————-

Goed en Kwaad. Vaak vatten we dat moreel en normatief op. Hoe we zouden moeten zijn en hoe we niet moeten doen. Maar in Genesis mogen we goed en kwaad ook anders begrijpen: Wat goed is voor de mens en wat niet goed is voor de mens.

Goed is dat wat vreugdevol, gelukkig, tevreden, de moeite waard en hoopvol is. Kwaad is dat wat droevig maakt, onderdrukkend, pijnlijk, onverdraaglijk en uitzichtloos is.

En dan staat er middenin ons leven een boom die niet bijdraagt aan ons geluk. Een boom waarvan God zegt: doe maar niet. Blijf daar maar beter van af. Dat is niet de boom waarvan je groeit, maar waaraan je lijdt. Die boom heeft een aantrekkingskracht op mensen. Wat is het toch moeilijk soms om die boom te ontwijken. Hij staat zo middenin de tuin van ons leven – er is soms geen ontkomen aan. En wanneer je die tuin door wilt, moet je een omweg maken om die boom te ontlopen. Het is als een magneet – waar je misschien helemaal niet naar toe wilt, maar die een aantrekkingskracht heeft.

Wij doen soms dingen waarvan we best weten dat ze niet goed voor ons zijn, maar….toch trekken ze aan ons. Zoals hoogtes die op sommige mensen de uitwerking hebben dat ze denken te willen springen. Terwijl ze dat helemaal niet willen. Die verleiding, die sluwheid, dat kwaad hoort dus bij ons leven. Misschien dat juist daarom God wel zegt: pas op voor die dingen die mooi lijken, maar je niets brengen.

———–

De slang vraagt eigenlijk:

Wat is dat voor God, die God van jullie? Wat is dat voor God, die jullie gevangene maakt van een opgelegde beperking? Die jullie in een paradijs neerzet, maar die jullie kwelt als een Tantalus. Die vreselijke dorst heeft, maar net niet bij het water kan? Die het fruit ziet hangen, maar steeds wanneer hij grijpt, het voor zijn ogen verdwijnt? Is dat die God van jullie, man en vrouw? Welke God is het die de mens bewust neerzet in een gevangenschap, in een verbodstuin?

Door zo naar God te kijken, wordt Hij een boeman die ons beperkt, ons test, ons straft en die boosaardig lijkt. En dat is wat er gebeurt: de vrouw wordt bang. De angst gaat regeren. God is niet langer een beschermer en behoeder van het leven; hij kan ieder moment de hoek omkomen om te controleren hoe het staat met die ene boom. De hele relatie is nu gebaseerd op angst. Die boom als magneet, de mens bang voor eigen ego en begeerte. Ieder moment kan het misgaan. Die boom in het midden, die steeds de aandacht wil. Je kunt alleen nog met een omweg door die tuin heen.

Het ongeluk van de mens is niet, dat hij niet krijgt wat hij wil. Het ongeluk is juist dat hij precies krijgt wat hij wil hebben. Alsof er nog maar een weg naar geluk bestaat: via die boom. Die boom is het toonbeeld geworden van

gemaakt geluk
gekocht succes
begeerte
van dromen over de upper-class
van carriereplanning en
van buitenkant en mooie sier.

De slang zit in onszelf. Het is de donkerte die wij als mensen ook herbergen. Die keuzes maakt voor dat wat je niet verder of gelukkiger of voller maakt. Het is de kracht die ons doet lonken naar die boom in het midden van de tuin.

En die route is niet hoopvol, niet de moeite waard. Het is de route die ons afleidt van alles wat God met ons wil en ons gunt. De God die in die tuin wandelt, is toch de hand die ons als een warme deken beschutting biedt? Hij die ons een schoonheid schenkt waarin wij uit het stof van de aarde tot sterren opgroeien? Hij dit ons gewild heeft, niet om in kwelling te leven, maar om te bloeien als de bloemen in die tuin?

Maar als de twijfel over de goedheid van die God sterker wordt, dan zakt de grond onder onze voeten weg en overheerst de angst. Eenzaam. Alleen, Dan wordt gelovend in de macht van zelf groter dan het geloof in saamhorigheid met de Eeuwige. En dat is het moment van succes voor de slang. Het is de slang die in het verhaal ons doet twijfelen aan die goedheid van God. En daarin ligt volgens mij de afgrond. Niet dat we iets doen wat we beter niet hadden kunnen doen, maar het blijvend bang zijn voor straf en zonde.

Die slang die zijn bestaansrecht verdient wanneer hij zich tussen ons en  die Ene wil wurmen. Die ons een andere kant wil laten opkijken. En dat lukt soms. Natuurlijk lukt dat soms. Wij zijn toch immers maar mensen?

—–

Het leven is niet ooit mooier geweest dan nu. Het was niet ooit paradijselijker dan vandaag. Het is niet een werkelijkheid die veranderd is. De mens is altijd op de vlucht geweest voor zichzelf, voor de slang in zichzelf.

De mens is niet gemaakt voor angst.
De mens is niet geboren voor het donker.
De mens is niet geboren voor schaamte en bedekken van kwetsbaarheid.

De mens is niet bestemd om zich te verbergen in het donker van de nacht, maar om te leven in het licht van de dag. Ook als dat licht kanten zichtbaar maakt waar we ons voor generen, wanneer de rafgelige kantjes van onze karakters aan de oppervlakte komen en wanneer we toch minder happy waren dan we altijd deden blijken.

En nu staat er weer een nieuw jaar voor de deur. Een jaar waarin we mogen proberen te bloeien
waarin we niet angstvallig die boom en die slang hoeven te vermijden,
maar ze mogen leren te accepteren in ons leven.

We hoeven niet voor onze angst weg te rennen.
We hoeven niet weg te lopen voor onze minder mooie kanten
We hoeven ons niet achter vijgenbladeren te verstoppen, ook niet wanneer we ons eens schamen voor de gouden bergen die we in de verte dachten te zien en het allemaal anders uitpakte…

Als we dat wel doen, maken we de afstand tussen God en ons groot. Te groot. Dan krijgt die slang zijn zin. Dan blijven we op de vlucht voor die straffende God en hebben we weinig begrepen van wat er in Genesis voor ons bewaard is gebleven: het verhaal over een schepper die ons wijst op de gevaren in ons leven, als liefhebbende waarschuwing. Pas op…voorzichtig….Ik vertrouw je, maar kijk je wel uit? Hoe laat ben je weer thuis? Zal ik je ophalen als het laat wordt?

Een God die, zoals staat beschreven in psalm 1, niet wil dat wij verwaaien in leegte, maar een boom aan stromen levend water zullen zijn:

Goed is
dat je niet doet wat slecht is
niet achter oplichters aanloopt
niet met Ploert en Schender heult
niet je schouders ophaalt
‘ploert en schender, ach
zo is de wereld’.

Goed is dat je goede woorden
overweegt en wil:
Heb je naaste lief die is als jij
de vluchteling, de arme, doe hen recht.

Prent ze in het hart van je verstand,
die woorden
zeg ze voor je uit

gezegend ben je

een boom aan stromen levend water
vruchten zul je dragen
blad dat niet vergeelt
het zal je goed gaan.

Oplichter
ongezegend zal je zijn.
Een storm steekt op
je waait de leegte in.

 

Dat we dat mee mogen nemen ons nieuwe jaar in, en trouwens ook iedere andere dag. Amen.