verhalen over geloof

Maand: mei 2023

Geestdrift ~ Handelingen 2

(bijbeltekst kun je hier lezen)

Ze zaten aan het einde van de dag bij elkaar. Het was druk in de stad, mensen van heinde en ver waren op deze vijftigste dag na Pesach naar Jeruzalem gekomen om het feest te vieren. Veel verschillende mensen met verschillende gebruiken en verschillende talen. En toch hadden ze ook gemeen dat hun ouders of grootouders of overgrootouders ooit als jood waren vertrokken naar oorden met betere perspectieven. En nu waren ze in hun verscheidenheid even terug. 

Het was een rustige zomeravond. Je kon de krekels horen tsjilpen en er zat een merel te zingen op de nok van een huis. De wind waaide zachtjes, nu wel weer.  

Eerder die dag was er een plaatselijke storm geweest. Heel plaatselijk, want lang niet iedereen had het meegemaakt. Het was als een hard geruis geweest, zeiden sommigen.  ‘Ja, zo was het! Alsof de tocht door het hele huis trok’ – zo zeiden anderen.  Weer anderen hadden het over een orkaan die heel plotseling op was komen zetten en waar bliksem uit was geschoten die sommigen zelfs geraakt had.  En er hadden allerlei verschillende stemmen geklonken, die door iedereen verstaan werden. ‘Er werd geen woord te veel gezegd, we begrepen het gewoon’. Wie dat laatste zei, werd niet helemaal duidelijk.  

Vijftig dagen na Pesach. Maar ook vijftig dagen waren ze nu al zonder hun leraar, hun vriend, hun hoop voor de toekomst, hun leider, hun spiritueel meester. Het leven leek gewoon weer zijn gangetje te gaan. Aanvankelijk waren er nog berichten geweest van mensen die Jezus gezien zouden hebben. Verhalen over bijzondere ontmoetingen, maar wie geloofde daar nou in? Langzaam vervaagde het beeld van Jezus en hadden ze hem los moeten laten. In het begin hadden ze wat voor zich uit zitten turen, alsof ze nog niet konden geloven dat Jezus er echt niet meer was. En nu zaten ze hier, met hun clubje, maar zonder hem. En ook nu meenden sommigen te weten hoe het zat met die wind en dat vuur van eerder die dag. Het was God geweest, zonder twijfel. God had gesproken en zij hadden het meegemaakt. Het was alsof de oude verhalen over Gods openbaring op de berg Sinaï opnieuw plaatsvond.

Het was even stil. Alle versies van wat er gebeurd zou zijn verstomden. Een briesje verkoelde hen. En na een halve minuut zei iemand: 

“Dat van dat vuur en die wind en dat geluid, ik weet het allemaal niet. Misschien is het inderdaad zo dat God van zich laat horen. Maar het is bij mij niet zo spectaculair. Eerder klein. Dan voelt het alsof…..alsof ik inderdaad heel zachtjes de wind in mijn hoofd voel. Dan voel ik alsof er een draadje ontstaat dat ik af moet maken. Een soort begin van enthousiasme, geestdrift…dat heb ik soms als ik denk dat het tóch zin heeft, dat leven van ons….zou dat iets met God te maken hebben?” 

Een van de vrienden van Jezus keek wat mistroostig en maakte aanstalten om iets te zeggen, maar leek er de kracht niet voor te hebben. Maar even later begon hij toch: ‘Ik voel me bijna schuldig. Onze leraar is vermoord, in deze zelfde stad, krap twee maanden geleden, en nu zitten we hier op dit oogstfeest. Het is raar, maar het is niet alleen verdriet wat ik voel. De afgelopen tijd verzwolg ik bijna in mijn woede, tranen en frustratie, maar hier, nu, merk ik ook dat het einde van Jezus niet het einde van onze beweging hoeft te zijn. Lang heb ik gedacht dat Jezus het koningschap zou herstellen, dat hij de Romeinen een schop onder hun kont zou geven, maar heel langzaam begint er een ander beeld te ontstaan. Alsof ik nu pas begrijp wat hij eigenlijk bedoelde met dat Koninkrijk. Vanmiddag zaten we in een kring met mensen van heinde en ver en vertelden we hen over Jezus. Hoe hij die keer met die vrouw bij die put zat te praten toen wij terugkwamen van het boodschappen doen bijvoorbeeld. Of die keer dat hij troost bood aan die ouders die hun kind verloren hadden. En Andreas vertelde over meerdere keren dat Jezus op de rustdag er toch voor koos om zich in te zetten voor mensen die ziek waren. Wat is nou belangrijker? – zei Jezus dan. De regels of de mensen?’

Andreas ging verder: ‘alles wat we over Jezus en zijn controversiële gedrag vertelden, leek meteen begrepen te worden. Zelfs al die mensen van heel ver weg, die niet eens Aramees spreken en onze cultuur nauwelijks begrijpen, snapten meteen wat we bedoelden met ons enthousiasme. Ja, die kring vanmiddag, dat was heel bijzonder. Alsof alles op zijn plek viel en we ons allemaal begrepen en gehoord voelden. Het was gewoon liefdevol.’

Het was opnieuw stil. Tenminste, zo leek het. De krekels tjilpten wel door en in de verte hoorden ze een trekker in de korenvelden. Het was immers oogstseizoen. Maar ze wisten even niet meer wat ze moesten zeggen.  

‘Maar is er dan helemaal geen storm geweest vanmiddag? Met vuur en wind?’, vroeg iemand.  

“Ach, antwoordde de oudste van de groep, ene Lucas, ”, misschien komt dat wel door mij. Ik zat vanmiddag wat te mijmeren, en soms gaat een gedachte een eigen leven leiden. Voor je het weet heeft de halve stad het erover. Weet je – ik voel me gewoon enorm verbonden met Jezus. Nog steeds. Ik wandel nog met hem, eet met hem, discussieer met hem. Ik raak hem nog aan en Hij mij. Kon het altijd maar zo blijven. Want zo dood zijn, is toch een beetje leven. Zo kan ik ’s avonds tenminste gerust in slaap vallen. Zo kan ik het verdriet aan. Zo kan ik nog op hem terugvallen. Op hem blijven hopen. In de Jezus-bubble blijven. Natuurlijk wordt het beeld minder scherp, verdwijnt het geluid van zijn stem uit mijn geheugen. Langzaam, maar zeker gaat dat zo. Zijn geur, zijn stem, zijn manier van doen, zijn lach, zijn ogen…het wordt steeds mistiger. Wazig.  

Zoals ik al zei: ik zat wat te mijmeren. Over God die op de Sinai de wet aan de joden gaf. Maar ik ben geen jood. Wat heb ik dan als richtlijn, dacht ik. Die Tora, die krijgt voor mij eigenlijk handen en voeten door wat Jezus steeds deed: gewoon, in actie. Zoals die keer dat er brood voor iedereen was. En toen, die keer, dat wij zo bang waren en hij ons gerust stelde in die boot. De golven kunnen nog zo hoog zijn, maar het is niet goed om je daardoor te laten overspoelen met angst. Of die keer dat die vrouw gestenigd zou worden en hij er pontificaal voor ging staan en de groep uitdaagde om eerst eens naar hun eigen blazoen te kijken. Dat soort dingen! Zo was hij toch? Dát is mijn leidraad. Zó wil ik zijn. En het voelde vanmiddag even alsof ik alles begreep. Gemeenschap. De ander. Begrip. Ik voelde me helemaal één met ieder levend wezen in deze stad. Ik heb een aantal mensen verteld over deze ervaring die ik vergeleek met die oude verhalen over God die zich op een berg aan mensen openbaarde. En dat het voelde alsof ik vervuld werd van een kracht van liefde waar ik zelf geen controle over had. Ja, ik denk inderdaad dat ik dat gevoel wel God wil noemen. Het emotioneert me eerlijk gezegd behoorlijk.” Hij pakte een doek om zijn ogen de deppen. De rest van de groep schoof wat ongemakkelijk op de stenen heen en weer.  
 
“Ik denk”, zei iemand van de groep van Andreas, “dat we aan de slag moeten. Misschien bedoelde Jezus dat wel toen hij zei dat hij terug zou komen. Misschien moeten we zijn woorden anders begrijpen. Misschien was het wel nodig dat hij ruimte zou maken, anders zouden we tot in lengte van dagen afhankelijk zijn van hem. Hij zou het ons blijven voordoen, hij zou voorop blijven lopen en zij zouden tot in de eeuwigheid zijn fans zijn. Hij komt tot leven in ons. Dat is volgens mij de sleutel. Wij moeten doen wat hij deed” 

Ze waren er vol van. Het verdriet over zijn dood veranderde in enthousiasme om het door te geven.  Geestdrift had zich in hen vastgezet. De krekels trokken zich er weinig van aan en de trekker sloeg de bocht om, toen ze zich realiseerden: morgen is de eerste dag van de rest van onze missie.

Poespas

Eigenlijk kwam ik om het over een van de Tien Geboden te hebben. We zouden praten over ‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken’. Over de Afsluitdijk rijdend, probeerde ik me voor te stellen wat hij daarover zou zeggen. Gaat het in dit gebod over vloeken? En wat is dat dan, vloeken? Is dat een verboden woord of is het misschien breder dan dat? Gaat het wellicht over een manier van spreken die twijfelachtig is? Ik wil eigenlijk geen sturing geven aan zo’n vraag, maar doe dat misschien per ongeluk toch een beetje, bedacht ik me. Niet doen, Jelle! Luisteren en niet invullen!

Het liep anders. Nippend aan onze koffie ging de deurbel. Dochterlief kwam langs. Leuk vind ik dat, om ook de kinderen van gemeenteleden te treffen, om een gezicht bij een naam te leren kennen. “Geloof en de kerk? Nee, daar heb ik he-le-maal niks mee”, zei ze tamelijk stellig. Vroeger had ze wel op catechisatie gezeten, maar toen bleek dat de dominee haar geen bevredigend antwoord kon geven over het hoe en waarom van een brandende braamstruik, had ze besloten dat het sprookjes waren. “Bovendien”, ging ze verder, “het geloof leidt tot de grootst mogelijke ellende en oorlogen tussen mensen”.

Oei. Ik voelde dat ik te maken had met een overtuigd atheïst. Soms zijn die nog stelliger en overtuigder dan de meest trouwe Jehova’s. Het effect op mij is, dat ik iets begin te stamelen dat het midden houdt tussen verweer en verdediging. Ik moet mezelf opnieuw toespreken ”Nee, Jelle, niet verdedigen, maar doorvragen!”. Ik ben echt benieuwd naar haar blik op geloof, maar tegelijk merk ik dat er zoveel ruimte zit tussen mijn abstracte beelden en haar concrete bezwaren, dat er een hele dikke muur tussen ons in staat, terwijl we naast elkaar op de bank zitten.

Waardoor komt het dat mensen zó vervreemd raken van de religie waar ze ooit toch min of meer deel van uitmaakten? Wat is er gebeurd dat de kerk zo resoluut de rug toegekeerd is? Ik weet het, dat zijn veel te grote vragen voor deze plek, maar ze gaan wel door me heen. Ik herinner me een frase van de Duitse socioloog Weber, die het in 1917 had over die Entzauberung der Welt of in het Nederlands: de onttovering van de wereld. Wanneer wij alles wat er gebeurt met onze ratio verklaren, wanneer er nauwelijks meer ruimte is voor wonderen en verwonderen en wanneer verhalen gereduceerd worden tot verhaaltjes, hoeveel ruimte blijft er dan nog over voor ons beelddenken? Hoe kunnen we ons dan nog spiegelen aan figuren uit, laten we eens iets noemen, bijbelverhalen?

Terwijl deze gedachten in een apart kamertje van mijn hoofd voorbijschieten, praten we verder. De dochter, de vader, de moeder die vooral luistert en ik. Over de kroning van Charles, in Westminster Abbey. Poppenkast en poespas, is het oordeel van de dochter. Een geldverslindende show die arme Charles bepaald niet prettig gevonden zal hebben, denken we. Vermenging van kerk en staat, dat ook, en daar houden we al helemaal niet van. En God die er te pas en te onpas aan zijn haren bijgetrokken wordt, om maar even terug te komen op het ijdel gebruiken van de naam van de Here.

En toch…ik zeg dat er naar mijn idee toch ook een kant aan zit die ik waardeer, bewonder zelfs. Het is de notie van liturgie en ritueel. Een flard van de samenvatting van de BBC komt terug, waarin Charles de kroonjuwelen worden overhandigd. Dat is een hele serie aan kostbaarheden die bewaard worden in de Tower of London, maar bij een kroning het daglicht mogen zien. Poespas, natuurlijk, ik weet het. Overbodige ballast, maar toch…the Sword of Offering staat symbool voor de bescherming van de goeden en het straffen van de kwaadaardigen. En er is een scepter met een duif erop, die bekendstaat als de ‘Staf van Rechtvaardigheid en Barmhartigheid’. Die vertegenwoordigt de spirituele rol van de vorst. Natuurlijk, je kunt ook gewoon uitspreken dat je hoopt dat de koning de goeden zal beschermen. Je kunt ook gewoon hopen dat de koning ook oog heeft voor geestelijke zaken. Zonder poespas. Dat kan ook. Maar toch. We kunnen in de kerk de kaars ook achterwege laten. En stopen met dopen. En het brood en wijn aan de wilgen hangen. Het is allemaal poespas. Maar wel poespas die iets met mensen doet. Je kunt spreken over licht en warmte, maar met een kaars is dat licht er ook echt. En je kunt praten over een nieuw begin, maar door met water een nieuwe start ook te voelen, is dat echt anders. En je kunt praten over gemeenschap, maar door brood en wijn aan elkaar te geven en te proeven, gebeurt er iets met mensen. Rituelen zoals daar in Westminster Abbey of in onze vermaning in Medemblik ontstijgen daarom het niveau van poespas. Maar ja, dat vind ik, en wat is dat waard? Ik zit hier te praten met iemand die ervan overtuigd lijkt te zijn dat een brandende en pratende braamstruik in het land der fabelen thuishoort. Begrijpelijk, ik heb er ook nog nooit een gezien. Maar zouden we ook het domein van de verwondering kunnen betreden? Het land van beelden, van voorstellingen, van verhalen? Stel je eens voor dat we de feitelijkheid van die struik even los konden laten. Dat die vraag heel eventjes niet meer relevant gevonden wordt en dat we vertoeven in het verhaal. Net zoals je je onderdompelt in een film, waarin je je ook niet steeds afvraagt of Spiderman nou wel echt bestaan heeft of niet. Of dat iemand steeds opmerkt dat Harry Potter vol met onwaarschijnlijkheden zit. Daar is niks aan. Dus laten we even net doen alsof die brandende struik wel echt is. Dan zitten we ín het verhaal. Dat is leuker. Dan zijn we opener.

Wie durft er nog in verhalen te geloven? Verhalen zijn iets anders dan verslagen. Waarheid is iets anders dan waar gebeurd. Schepping staat niet op gespannen voet met evolutie en God hoeft niet te concurreren met Verstand. Echt, de kerk (in ieder geval de mijne) is dat pad al vele jaren geleden ingeslagen en de herinneringen van 30 jaar geleden worden steeds stoffiger en vager. Ik ken de ammunitie inmiddels wel waarmee de gekwetsten van toen nu terugschieten. Jezus die op het water liep bijvoorbeeld, geloof jij dat echt (haha, het had zeker gevroren)? Of die eerdergenoemde van religie en geweld (dat geloof leidt alleen maar tot oorlog). Maar beste dochter, en al die andere criticasters: wil je je cynisme een keer loslaten?

Ondertussen zitten we nog steeds in gesprek. Ik wil wel getuigen, maar niet overtuigen. En vooral ben ik benieuwd naar de gebieden in het leven waarop de dochter geraakt wordt. Dat zouden zomaar de raakvlakken kunnen zijn tussen emotie, het zelf en een derde component die we meestal niet zelf in de hand hebben. In de kerk hebben we daar het woord God voor.
Ik laat me steeds afleiden door de gedachten, die bijna nooit stoppen. Waar raakt dochter door geraakt, daar waren we. Is het muziek of kunst of poëzie? Liefde? Welke beelden doen haar ontstijgen boven het gewone, dagelijkse en soms maar middelmatige leven?
Natuurlijk zijn die er. Wandelen in de natuur bijvoorbeeld. Maar dat staat echt los van geloof, verzekert ze me en ik geloof haar. Weber had een vooruitziende blik.
En wanneer ik later die middag de Afsluitdijk in omgekeerde richting bedwing, neem ik me voor om vanavond lekker Harry Potter te gaan lezen en me te wanen in een wereld die in geen atlas te vinden is, maar die mij wel inspireert en hoop geeft op een prachtige toekomst.

© 2024 Jelle Waringa

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑