Deze zomer ging ik lopen. Een beetje zoals Forest Gump, maar dan langzamer. Steeds weer de ene voet voor de andere, dag in, dag uit, en dan kom je bijna vanzelf op de bestemming aan die vervolgens je bestemming niet blijkt te zijn. Na bijna 700 km gelopen te hebben betekende Trondheim een deceptie en begon ik langzaam te begrijpen dat het pad de weg en bestemming tegelijk waren. Ik wilde helemaal niet aankomen en de laatste vijf dagen begon de melancholie al voelbaar te worden. Dit zwervend bestaan was blijkbaar niet zonder einde, terwijl die overtuiging nou juist steeds de boventoon had gevoerd: nooit meer anders dan zo mijn dagen slijten. De ene voet voor de andere, steeds opnieuw.
En nu ben ik weer thuis en moet ik proberen mijn andere leven te omarmen. Van tevoren had ik nauwelijks rekening gehouden met de consequenties van deze tocht. Uitgebreid had ik me voorbereid op het Olavspad door Gudbrandsdalen, van Oslo naar Nidaros dat tegenwoordig Trondheim heet. Een hyperfocus op mijn rugzak, spulletjes, schoenen, regenjas, handdoekjes en waterfilter. Alle gewichten in Excel, ik trainde met mijn tent op mijn rug, testte mijn regenjas en keek uit naar het vertrek. Geen seconde had ik nagedacht over wat er na afloop zou gebeuren.
Nu zit ik weer op mijn kamer en lijd ik aan een ernstige vorm van heimwee en ik probeer te ontwaren waarnaar precies. Ik kom niet veel verder dan aspecten. De natuur, natuurlijk. Altijd buiten. Lichaamswerk, maar dan echt. Voortdurende verassingen, want iedere bergtop en iedere bosrand verbergen iets onbekends. De eenvoud van een brok brood en blikje vis. Een monastiek ritme dat voor mij bepaalt hoe de dag eruitziet, steeds opnieuw. Mijn lijf dat pijn doet en dus leeft. Me wassen in een ijskoude rivier. Het besef dat tijd en afstand anders werken wanneer je loopt. Rotsen die er al waren voordat er ooit een mens op twee benen had rondgelopen. Pluisjes van een bloem die ook onderweg zijn. Frambozen die nooit op zijn, rode bessen die me toelachen, wilde aardbeien die ik als toetje pluk. Water uit een rots waar ik mijn fles onderhoud. Uren alleen in een bos met alleen het geluid van mijn eigen schoenen op het pad. Zwetend een bergtop bereiken en erachter komen dat het de top nog niet was. Om 5 uur ’s ochtends opstaan en om 6 uur lopen, vaak koud, alleen, maar zo stil dat je niet wist dat het kon.
Alleen. Nooit eenzaam. En dat is mijn heimwee denk ik. Dat gevoel, het besef dat ik onderdeel ben van een werkelijkheid die mijn begrip ver te boven gaat. Nee, van een schepping die mijn begrip ver de boven gaat en waar ik zelf aan mee werk. Een bewegende en veranderende schepping. Al mijn zintuigen deden mee, steeds opener, steeds nadrukkelijker. Tranen door pluisjes, geroerd door de zichtbare nadering van de herfst in uitgebloeide knoppen en diep geluk op een boomstronk bij een kabbelende beek. Ik leef als nooit tevoren en ben gelukkig. Intens gelukkig. Een ontelbare hoeveelheid wegen, paden, moerassen, rivieren, bossen, bergen, watervallen, dorpen, hutten, mierenhopen, wolken en hoogvlaktes kwam ik alleen tegen, maar nooit was ik eenzaam.
‘Ik ben behoorlijk moe. Ik denk dat ik nu maar naar huis ga’, zei Forest Gump. Maar waar is thuis?
Eigenlijk kwam ik om het over een van de Tien Geboden te hebben. We zouden praten over ‘Gij zult de naam van de Here, uw God, niet ijdel gebruiken’. Over de Afsluitdijk rijdend, probeerde ik me voor te stellen wat hij daarover zou zeggen. Gaat het in dit gebod over vloeken? En wat is dat dan, vloeken? Is dat een verboden woord of is het misschien breder dan dat? Gaat het wellicht over een manier van spreken die twijfelachtig is? Ik wil eigenlijk geen sturing geven aan zo’n vraag, maar doe dat misschien per ongeluk toch een beetje, bedacht ik me. Niet doen, Jelle! Luisteren en niet invullen!
Het liep anders. Nippend aan onze koffie ging de deurbel. Dochterlief kwam langs. Leuk vind ik dat, om ook de kinderen van gemeenteleden te treffen, om een gezicht bij een naam te leren kennen. “Geloof en de kerk? Nee, daar heb ik he-le-maal niks mee”, zei ze tamelijk stellig. Vroeger had ze wel op catechisatie gezeten, maar toen bleek dat de dominee haar geen bevredigend antwoord kon geven over het hoe en waarom van een brandende braamstruik, had ze besloten dat het sprookjes waren. “Bovendien”, ging ze verder, “het geloof leidt tot de grootst mogelijke ellende en oorlogen tussen mensen”.
Oei. Ik voelde dat ik te maken had met een overtuigd atheïst. Soms zijn die nog stelliger en overtuigder dan de meest trouwe Jehova’s. Het effect op mij is, dat ik iets begin te stamelen dat het midden houdt tussen verweer en verdediging. Ik moet mezelf opnieuw toespreken ”Nee, Jelle, niet verdedigen, maar doorvragen!”. Ik ben echt benieuwd naar haar blik op geloof, maar tegelijk merk ik dat er zoveel ruimte zit tussen mijn abstracte beelden en haar concrete bezwaren, dat er een hele dikke muur tussen ons in staat, terwijl we naast elkaar op de bank zitten.
Waardoor komt het dat mensen zó vervreemd raken van de religie waar ze ooit toch min of meer deel van uitmaakten? Wat is er gebeurd dat de kerk zo resoluut de rug toegekeerd is? Ik weet het, dat zijn veel te grote vragen voor deze plek, maar ze gaan wel door me heen. Ik herinner me een frase van de Duitse socioloog Weber, die het in 1917 had over die Entzauberung der Welt of in het Nederlands: de onttovering van de wereld. Wanneer wij alles wat er gebeurt met onze ratio verklaren, wanneer er nauwelijks meer ruimte is voor wonderen en verwonderen en wanneer verhalen gereduceerd worden tot verhaaltjes, hoeveel ruimte blijft er dan nog over voor ons beelddenken? Hoe kunnen we ons dan nog spiegelen aan figuren uit, laten we eens iets noemen, bijbelverhalen?
Terwijl deze gedachten in een apart kamertje van mijn hoofd voorbijschieten, praten we verder. De dochter, de vader, de moeder die vooral luistert en ik. Over de kroning van Charles, in Westminster Abbey. Poppenkast en poespas, is het oordeel van de dochter. Een geldverslindende show die arme Charles bepaald niet prettig gevonden zal hebben, denken we. Vermenging van kerk en staat, dat ook, en daar houden we al helemaal niet van. En God die er te pas en te onpas aan zijn haren bijgetrokken wordt, om maar even terug te komen op het ijdel gebruiken van de naam van de Here.
En toch…ik zeg dat er naar mijn idee toch ook een kant aan zit die ik waardeer, bewonder zelfs. Het is de notie van liturgie en ritueel. Een flard van de samenvatting van de BBC komt terug, waarin Charles de kroonjuwelen worden overhandigd. Dat is een hele serie aan kostbaarheden die bewaard worden in de Tower of London, maar bij een kroning het daglicht mogen zien. Poespas, natuurlijk, ik weet het. Overbodige ballast, maar toch…the Sword of Offering staat symbool voor de bescherming van de goeden en het straffen van de kwaadaardigen. En er is een scepter met een duif erop, die bekendstaat als de ‘Staf van Rechtvaardigheid en Barmhartigheid’. Die vertegenwoordigt de spirituele rol van de vorst. Natuurlijk, je kunt ook gewoon uitspreken dat je hoopt dat de koning de goeden zal beschermen. Je kunt ook gewoon hopen dat de koning ook oog heeft voor geestelijke zaken. Zonder poespas. Dat kan ook. Maar toch. We kunnen in de kerk de kaars ook achterwege laten. En stopen met dopen. En het brood en wijn aan de wilgen hangen. Het is allemaal poespas. Maar wel poespas die iets met mensen doet. Je kunt spreken over licht en warmte, maar met een kaars is dat licht er ook echt. En je kunt praten over een nieuw begin, maar door met water een nieuwe start ook te voelen, is dat echt anders. En je kunt praten over gemeenschap, maar door brood en wijn aan elkaar te geven en te proeven, gebeurt er iets met mensen. Rituelen zoals daar in Westminster Abbey of in onze vermaning in Medemblik ontstijgen daarom het niveau van poespas. Maar ja, dat vind ik, en wat is dat waard? Ik zit hier te praten met iemand die ervan overtuigd lijkt te zijn dat een brandende en pratende braamstruik in het land der fabelen thuishoort. Begrijpelijk, ik heb er ook nog nooit een gezien. Maar zouden we ook het domein van de verwondering kunnen betreden? Het land van beelden, van voorstellingen, van verhalen? Stel je eens voor dat we de feitelijkheid van die struik even los konden laten. Dat die vraag heel eventjes niet meer relevant gevonden wordt en dat we vertoeven in het verhaal. Net zoals je je onderdompelt in een film, waarin je je ook niet steeds afvraagt of Spiderman nou wel echt bestaan heeft of niet. Of dat iemand steeds opmerkt dat Harry Potter vol met onwaarschijnlijkheden zit. Daar is niks aan. Dus laten we even net doen alsof die brandende struik wel echt is. Dan zitten we ín het verhaal. Dat is leuker. Dan zijn we opener.
Wie durft er nog in verhalen te geloven? Verhalen zijn iets anders dan verslagen. Waarheid is iets anders dan waar gebeurd. Schepping staat niet op gespannen voet met evolutie en God hoeft niet te concurreren met Verstand. Echt, de kerk (in ieder geval de mijne) is dat pad al vele jaren geleden ingeslagen en de herinneringen van 30 jaar geleden worden steeds stoffiger en vager. Ik ken de ammunitie inmiddels wel waarmee de gekwetsten van toen nu terugschieten. Jezus die op het water liep bijvoorbeeld, geloof jij dat echt (haha, het had zeker gevroren)? Of die eerdergenoemde van religie en geweld (dat geloof leidt alleen maar tot oorlog). Maar beste dochter, en al die andere criticasters: wil je je cynisme een keer loslaten?
Ondertussen zitten we nog steeds in gesprek. Ik wil wel getuigen, maar niet overtuigen. En vooral ben ik benieuwd naar de gebieden in het leven waarop de dochter geraakt wordt. Dat zouden zomaar de raakvlakken kunnen zijn tussen emotie, het zelf en een derde component die we meestal niet zelf in de hand hebben. In de kerk hebben we daar het woord God voor. Ik laat me steeds afleiden door de gedachten, die bijna nooit stoppen. Waar raakt dochter door geraakt, daar waren we. Is het muziek of kunst of poëzie? Liefde? Welke beelden doen haar ontstijgen boven het gewone, dagelijkse en soms maar middelmatige leven? Natuurlijk zijn die er. Wandelen in de natuur bijvoorbeeld. Maar dat staat echt los van geloof, verzekert ze me en ik geloof haar. Weber had een vooruitziende blik. En wanneer ik later die middag de Afsluitdijk in omgekeerde richting bedwing, neem ik me voor om vanavond lekker Harry Potter te gaan lezen en me te wanen in een wereld die in geen atlas te vinden is, maar die mij wel inspireert en hoop geeft op een prachtige toekomst.
De rook van vuur, altijd en overal, begint me tegen te staan. Ik lig in bed, in mijn cabin, op de valreep nog geveld door iets naars in mijn darmen. De rook stinkt – alles wordt hier verbrand. Handig, dan heb je ook geen afval. Maar wat een stank. Ik heb zin om naar huis te gaan. Het avontuur is geweldig geweest, maar ik merk dat wat in het begin uitdagend en spannend was, nu ook een keerzijde heeft. Bijna alles is hier kapot. Gisteren viel het me weer op, onderweg vanuit Shirati naar Mwanza. Alle dorpen waar we doorheen reden hetzelfde beeld: stof, ongelooflijk veel brommers, auto’s, oude vrachtwagens, uitlaatgassen, lawaai uit zowel speakers als uit mensen, vuur, viezigheid, vuilnishopen en kuilen in de weg. Het is misschien wel het ultieme cliché, maar was leer je in zo’n land je eigen situatie toch goed waarderen.
Zaterdagmiddag de workshop in Shirati gedaan, zo goed en kwaad als het ging. ’s Ochtends eerst door dr. Chirangi rondgeleid in het ziekenhuis. De foto’s spreken voor zich. Ook daar gebrek aan alles. Medische apparatuur, kundige mensen, voedsel, geld. Ik vroeg hem of de moed hem wel eens in de schoenen zakt, waar hij op antwoordde: “ja, het is soms heel moeilijk, maar als ik bedenk wat er zou gebeuren wanneer dit ziekenhuis een maand de deuren zou sluiten, dan weet ik weer waar ik dit voor doe.” Op de lepra-afdeling kon ik de door de doopsgezinde zusterkringen gemaakte verbanden afgeven , waar men ontzettend blij mee was. Mensonterend, die afdeling. Kale muren, een luide tv, geen enkel teken van gezelligheid, betonnen vloeren, slechts het meest noodzakelijke was er: een dak, muren, wat eten, en een bed. Als je dat afzet tegen het alternatief, namelijk verstoten worden uit je omgeving en helemaal niets hebben, wordt zelfs deze plek een waardige plaats om te leven. Maar jeetje zeg…
De kinderafdeling met het meisje wiens schedel eerder deze week bij een auto-ongeluk open kwam te liggen. De afdeling met ondervoede kinderen, die door hun ouders eiwitrijke pap gevoerd krijgen. De HIV-afdeling waar de activiteitenbegeleider met hart en ziel voor de mensen werkt en ze eten en medicijnen krijgen. De neonatologie-afdeling, waar de eerste ademteug van de allerkleinsten de rooklucht van Shirati is. Dat had mij ook kunnen overkomen, denk ik dan. Dat je niet in Amsterdam, maar in Shirati je eerste daglicht ziet. En dat je maar een paar ons weegt. Vreselijk.
Met een vertraging van 15 minuten rende ik de workshop in, aangeslagen. Door dat even te melden kon ik me goed staande houden. Het was een goede middag, maar ik loop op het einde van mijn krachten. Of klinkt dat wat dramatisch? Nou ja, ik ben gewoon moe en voel dat ik dr. Spock zijn Rust, Reinheid en Regelmaat nu pas op waarde leer te schatten. Wat heb enorm veel zin in voorspelbaarheid. Nooit gedacht dat ik dat nog eens zou zeggen.
’s Avonds was en een feestje bij een Amerikaanse Phd student, verderop op het ziekenhuisterrein. Dr. Chirangi kwam me ophalen en daar een biertje gedronken. Helaas was het geitenvlees net op. Op tijd naar mijn kamer gegaan en onder mijn klamboe gekropen.
Om 8.00 was ik bij de kerk, waar van mij verwacht werd dat ik de preek zou doen. Er bleek eerst een soort les plaats te vinden, waar ik uiteraard niets van verstond. De eigenlijke dienst zou pas om 9.30 beginnen. Ik besloot nog even weg te glippen, wat niet zo raar is om te doen. Voortdurend komen er mensen binnen of vertrekken. Buiten kwam ik Dorothy tegen, en om 9.15 weer de kerk binnengegaan. Op het podium stonden drie grote fauteuils, waar ook ik geacht werd plaats te nemen. Een beetje ongemakkelijk, opnieuw. Temeer omdat ik niet wist wat er gaande was, wat er van mij verwacht werd, er ook geen welkom (in het engels) plaatsvond, er gezongen werd zonder dat ik een boekje in handen had – gelukkig snap ik ongeveer dat je niet alles moet proberen te snappen en dat het ondergaan van de loop der dingen veel beter werkt hier. Na mijn preek, die ter plekke ontstond als uitvloeisel van dat wat er de week gebeurd en gezegd was in de workshops, met enige haast vertrokken. We hadden nog een rit van vijf uren voor de boeg. Eerst nog langs de kleermaker, waar ik voor mijn dochters en Pauline een jurk had laten maken. Nu maar hopen dat ze passen. Water gekocht, afscheid van Dorothy en ingestapt naast Abullah en het stof ingereden.
Ik voelde me niet fit, ben na een uur in slaap gevallen in de auto en moest mijn maag in de gaten houden. Tijdens de boottocht, afgelopen maandag, waren me de cabins op de rotsen opgevallen. Prachtige houten kamers, gebouwd op palen tegen de rotsten van het meer aan. Ik had besloten mezelf de laatste nacht daarop te trakteren. Ik had al geboekt, maar bij aankomst moest er eerst nog schoongemaakt worden. Zucht. Eigenlijk geen zin meer in. Ik wilde even niets, hoogstens een wc en een douche. De bar, direct naar mijn hut, was de trotse bezitter van speakers van ongeveer een meter hoog. Die deden het heel goed en om 19.30 uur besloot ik te gaan vragen of ze ook van iets zachtere volumeniveaus konden genieten. Dat gebeurde gelukkig. Ik moest nog eten, maar durfde de runderspiezen van de BBQ niet aan. Daarom gevraagd om ‘irish potatoes’, zoals patat hier genoemd wordt. Ik heb er een paar van genomen, maar voelde me beroerd en ben gaan slapen. Tot 05.45 vanmorgen, toen de oproep tot gebed vanuit de moskee, aan overkant van het water, mijn oren binnenkwam.
Om te ontprikkelen gaf Pauline me het advies om maar eens even niets te doen vandaag. Gewoon voor je uitstaren, zei ze. Ik heb dat advies opgevolgd en ben om 15 uur gaan douchen, aangekleed voor de reis en zit inmiddels op Mwanza airport te wachten op mijn vlucht naar Dar es Salaam. Daarna vanavond om 23.30 naar Amsterdam.
Ik zal nog wat verwerkingstijd nodig hebben. Wat een week. Ik voel dat er van alles in me broeit, klotst, beweegt, sluimert, schreeuwt – maar het moet nog een kanaal vinden. Het was een bijzondere week; leerzaam maar ook wel wat veel in mijn eentje. Grote vragen over de onrechtvaardigheid van onze politieke en econiomische systemen heb ik veel, maar ook blijheid en dankbaarheid voor de mensen die ik heb ontmoet. Kleine vreugde over dansen en zingen met elkaar, maar ook groot verdriet over de wanhopige situatie waar ik even getuige van was. In de jaren ’80 ben ik een aantal keer naar de DDR geweest en als we dan weer vertrokken, voelde het alsof ik terug ging naar mijn comfortabele leven en hen achter moest laten in een systeem van onderdrukking, onvrijheid en gebrek. Dat gevoel komt nu ook boven: mijn vlucht vertrekt straks en ik heb ontzettend veel zin om terug te gaan naar mijn leven. Tegelijk klopt er iets niet: dat we in verschillende werelden leven terwijl er toch echt maar één Aarde is. Eén wereld.
Het schrijven van dit reisverslag was prettig, vond ik. Misschien was het een soort dagboek voor me, alleen in dit prachtige verschrikkelijke land in Oost-Afrika.
FGM. Female genital mutilation. Vrouwenbesnijdenis. Daarover gingen de verhalen vandaag bij de workshop in Tarime. Daarop was ik niet voorbereid.
Vanmorgen kon in even uitslapen tot half acht. Ik had nog ananas, meloen en avocado over voor mijn ontbijt, samen met een Douwe Egberts iced coffee, die ik voor de variatie met heet water klaarmaakte. Afscheid nemen van het strand, waar de vissers net hun net binnenhaalden. De vangst bestond uit stukken verkoold hout en een paar kleine visjes, die ze om onbegrijpelijke reden in het zand gooiden in plaats van terug in het water. Soms kun je een verschil maken in het klein, bedacht ik, en de redder in mij gunde aan tenminste twee exemplaren een tweede leven.
Toen naar de bijbelschool van gisteren, waar we drie vrouwen ophaalden om mee te rijden. Het voelde een beetje als een schoolreisje. Een prachtige omgeving kregen we te zien, maar ook de niet-aflatende stroom aan mensen die hout, suikerriet, meubels, manden en bouwmaterialen vervoeren op handkarren, op hun fiets of lopend met de spullen op hun hoofd. Stof, rook en stank vergezelden ons op de reis naar Tarime.
We kwamen rond 12.30 uur aan in een verschrikkelijk oord. Zo erg had ik het nog niet eerder gezien deze week. Alles in die stad lijkt lelijk, kapot, ruw, smerig en arm. Zoals gebruikelijk werden we eerst in het kantoor van de bisschop uitgenodigd, om het gastenboek te tekenen en een voorstelronde te doen. Het lijkt een toneelstukje, maar is wezenlijk onderdeel van de omgangsnormen hier en ik voel me er steeds minder ongemakkelijk bij.
Samen met Dorothy en Andallah in de stad bij een soort bakker somosa’s en een paar kleine oliebolletjes gegeten, voordat om 14.00 uur de workshop begon.
De kerk leek op een soort loods, waar ongeveer 30 vrouwen al aan het zingen waren. Heerlijk. De verhalen die naar aanleiding van de Tree of Life verteld werden, misten hun effect niet. Over de zoon en dochter die beiden, volgens gebruik van de stam, besneden moesten worden. De moeder die vertelde over haar dochter die wegliep, op de vlucht voor de dorpsoudsten die op het punt stonden haar vreselijk toe te takelen en haar seksualiteit voor de rest van haar leven in negatieve zin te bepalen. Over haar keuze om haar dochter daarin te steunen met de excommunicatie uit de gemeenschap als gevolg, de ontzegging van toegang tot de waterput, de pesterijen en de garantie dat geen enkele man ooit nog naar deze jonge vrouw om zou kijken. In deze regio van Tanzania wordt nog 50% van de meisjes besneden, ook al is dat inmiddels bij wet verboden. De kerk is een toevluchtsoord en veilig voor de meisjes die willen vluchten. Het terrein van de kerk wordt gerespecteerd, zelfs door hen die geld verdienen met de rituele verminking van jonge meisjes. “They fear our God and do not dare to enter these premises”, vertelde de vrouw die zich al vele jaren inzet voor de opvang van meisjes die weglopen uit angst voor FGM. De doopsgezinde kerk in Tarime zoekt geld om een echt opvanghuis de kunnen bouwen, zodat deze meisjes voor langere tijd opgevangen kunnen worden om zo te ontkomen aan dit gebruik. Wie heeft er een tip voor een fonds?
FGM. Door de verwijdering van de clitoris, wordt de vrouw eigenlijk ontseksualiseerd. Seks levert geen plezier meer op, alleen pijn. Zo verzekert de man zich ervan dat zijn vrouw geen ongewenste toenadering zal zoeken tot een andere man. De ingreep vindt onverdoofd plaats; er worden traditionele kruiden gebruikt om het bloeden te stoppen. Dat werkt soms, maar vaker niet. Sommige meisjes overleven dat niet, en zij die dat wel doen krijgen littekenweefsel dat bij het baren van een kind makkelijk scheurt, met alle gevolgen van dien. De meisjes krijgen cadeaus om dit ritueel te vieren. Als er niet gehuild wordt, krijgen ze meer.
En daar stond ik. Met mijn Tree of Life. En Johannes 4. Mijn tranen te bedwingen. En toen begonnen ze te zingen en te dansen. Hun eigen tranen drogend met hun omslagdoek, vrolijk, opgewekt en sterk. Vertrouwend op God. Bijzonder, om dat laatste ook mee te maken. Ik heb wel duizend vragen, waarvan ik er maar een paar heb kunnen stellen bij de thee en de pinda’s die we samen dronken en aten. De meeste vrouwen moesten naar huis. Naar hun kinderen en man, om voor hen te koken….in klein comite spraken we nog over geloof en kerk, wat dat hen bracht, hoe dat hun leven veranderd had en hun mannen tot betrouwbare echtgenoten had gemaakt. Oorzaak en gevolg vind ik opeens niet zo belangrijk meer. Feit is dat deze kerkelijke gemeenschap hun leven in een ander spoor heeft gebracht. De “amens” zijn talrijk op zo’n middag en ik doe van harte mee.
Groepsfoto, cadeau’s en in de landcruiser op weg naar Shirati. Een kilometer of 30 over asfalt, daarna nog een half uur over de zandweg die zoveel stof veroorzaakt dat je bijna niets ziet. Abdallah past de snelheid daar nauwelijks op aan, wat het op zijn minst spannend maakt. Na 18.00 uur gaat het rap met de zon die ondergaat, en toen het net donker was hadden we een lekke band. Het zal ook eens gewoon gaan.
Om 19.30 uur aangekomen in Shirati. Je snapt het al: eerst naar de bischop, beleefdheden uitwisselen, voorstellen, bedanken, gastenboek tekenen. Daarna naar mijn kamer in het Mennonite Community Center gebracht. Mijn spullen neergegooid, snel een koude douche genomen en toen terug naar de eetzaal, waar bisschop Muso, Abdallah en ik met zijn drieen heerlijk aten van de rijst, gegrilde tilapia, banaan en bonen. En het meest geweldige passie-meloen-mangosap die ik ooit heb gehad. Tijdens het eten kwam dr. Chirangi binnen, de broer van Musuto die ik eerder deze week trof. Beiden zijn arts en opgeleid in Nederland, maar bewust hier werkzaam om hun eigen mensen de dienen. Misschien ben ik aan het einde van deze week wat wiebelig qua emoties, maar het is toch wel heel bijzonder dat deze man 20 uur per dag werkt (dat is niet overdreven, hij slaapt echt maar een paar uur) voor mensen die het ziekenhuis nauwelijks of niet kunnen betalen maar wel hulp nodig hebben. Een ontzettend leuke man, die me na het eten zijn huis liet zien en de koelkast met een paar biertjes en me uitnodigde om zijn huis te gebruiken als gast, ook als hij er niet is.
Samen met Abdallah een biertje op de veranda gedronken, nu in mijn hete kleine slaapkamer in het Community Center deze tekst aan het typen. Morgenochtend laat dr. Chirangi me het ziekenhuis zien en bezoek ik het lepracentrum. Van Els de Quant heb ik een tas vol verbanden mee gekregen, gehaakt door doopsgezinde vrouwen in Nederland. Morgenmiddag de laatste workshop, zondagmorgen preken in de kerk hier en dan zit het er bijna op. Wordt vervolgd….
Mijn man sloeg me iedere dag Ik moest trouwen met een man die ik niet kende Ik herinner me dat mijn vader altijd dronk De dorpsraad besloot dat ik klappen had verdiend omdat mijn man weg was gelopen Mijn vrienden lieten me alleen en dronken achter. Ik had geen geld voor school De mensen lachten me uit omdat ik geen man had Mijn vader zei dat ik een prostituee was, omdat ik verpleegster wilde worden
Hoe moet je typen dat je even stil valt? Vandaag stond in het teken van het delen van reisverhalen. Verhalen over een punt in je leven dat je besloot dat er iets moest veranderen, en een beschrijving van de helpers en bedreigingen die je onderweg tegenkwam. Dat was niet mals; de openheid van de vrouwen verraste me en raakte me diep.
Daar stonden ze: vrouwen die soms vanuit de uithoeken van dit land naar Musoma waren gekomen om deze twee dagen mee te maken. Vrouwen die de busrit nauwelijks konden betalen. Hier stonden vrouwen die meer leed hadden ondergaan dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Er werd gehuild en op zeker moment was ik even bang dat ik de controle over de groep verloor, maar het evenwicht herstelde. Er werd gezongen en gedanst: een medicijn waarvan deze vrouwen al lang wisten dat dat beter werkt dan welke pillen ook.
Na de lunch (gekookte Talapia, rijst en banenen) lazen we uit Johannes 4. Dat gaat over een vrouw die in meerdere opzichten buiten te dominante orde lijkt te vallen. Ze ontmoet iemand die wel tot die groep behoort: qua religie, gender en misschien ook wel kennis. Maar die verschillen lijken er niet meer toe te doen als ze in gesprek komen. De vrouw heeft al meerdere mannen gehad en lijkt bang voor het oordeel van de vreemdeling over haar huidige partner.
Gisteren maakten we een Tree of Life, met als uitkomst een kernwoord, als extractie van je eigen levenservaringen. Mijn vraag voor vandaag was: waar vindt je dat kernwoord terug in de tekst van Johannes 4? Het aantal mannen bleek meerdere keren terug te komen. Niet in de zin dat de vrouw in het verhaal een sloerie was, maar omdat meerdere vrouwen in deze groep door hun dronken en misbruikende mannen verlaten waren. En waar ben je als vrouw met kinderen alleen? De vaak gehoorde uitleg dat de vrouw uit Johannes 4 een slettebak zou zijn, kwam in een nogal ander licht te staan. Wie is hier nou eigenlijk de zondaar?
Na de lunch bleek een aantal vrouwen weggeglipt te zijn – ze kwamen halverwege de middag terug uit de stad met cadeautjes. Twee Afrikaanse shirts voor mij en een omslagdoek voor Christien (mijn reisgenote die onverhoopt op dag een terug naar huis moest). Toen ik zei dat ik dat nauwelijks aan kon nemen, zei Dorothy dat ik dat dan maar moest leren. Ik beloofde mijn best te doen
De workshops in Musoma zijn hiermee klaar. De groepsfoto geeft goed aan hoe we ons voelen: kleurrijk, pluriform en voldaan. Morgen beetje uitslapen en dan op pad naar Tarime, waar morgen de middagworkshop begint. Het volgende verslag zal daarover gaan. Welterusten.
Ik vraag me af of ik ooit eerder zo moe geweest ben….mijn hoofd tolt en mijn gezicht en ogen vallen naar beneden. Vanochtend om 8.30 uur met Abdallah naar de East African Bible School in Bunda, ongeveer 20 minuten rijden vanaf ‘mijn’ huis. De voorbereiding had ik met name aan de Geest overgelaten , maar ik werd toch wel een beetje nerveus toen er zo’n 60 vrouwen en zes mannen in de kerk zaten, klaar om mijn verhaal te horen waarvan ik zelf slechts de contouren kende. Maar waarschijnlijk is die manier wel een goede hier in Tanzania – ik had verwacht dat we om 9 uur zouden starten, maar er moest eerst nog ontbeten worden. Dat raakte me, omdat ze hier echt buitengewoon weinig hebben. Zeg maar niets. De principal krijgt geen salaris, de gebouwen zijn sinds 1936 niet meer gerenoveerd, er zijn slechts enkele tafels en daar waar ooit verf gezeten heeft zie je nu de muur. Alles is kapot en toch kreeg ik thee, een boterham (met blueband!) en een ei aangeboden. En zo zat ik opeens samen met de bischop, de vrouw van de dominee, de baas van de bijbelschool en de onbetaalbare Doroty aan het ontbijt. Ik de verte hoorde ik de deelnemers aan de workshop in de kerk zingen. Geen begeleiding, maar alleen hun prachtige stemmen en diepe bassen van de paar mannen die er waren.
Het Storytelling Centre (zie eerder, mijn stageplek) heeft een methode ontwikkelt om met groepen naar de structuur van verhalen te kijken en zo ook dat wat jouw eigen leven kenmerkt in een narratieve structuur te kunnen bekijken. Dorothy vertaalde alles in het Swahili; mijn vocabulair is inmiddels aanzienlijk gegroeid en ik kan nu ook ‘zon’ en ‘kleine gebakken visjes’ zeggen, wat leuk is maar onvoldoende om een workshop over storytelling te geven.
Wat een heerlijk gevoel om erachter te komen dat ik dit kan. Ik geniet met volle teugen van dit groepswerk – om hen in duo’s aan het werk te zetten (dat lukte overigens niet – ze gingen in groepjes aan de slag) en om een snaar van verbondenheid te raken.
Om 13 uur lunch. De groep ging naar de keuken en eetzaal, ik werd uitgenodigd in dezelfde ruimte waar we samen onbeten hadden. Ik ben hier tamelijk voorzichtig met eten, want weinig zin in diarree en dergelijke ellende, maar wat moest ik? Ik kreeg een maaltijd aangeboden, door mensen die zelf nauwelijks te eten hebben. Over christelijkheid gesproken…Dorothy vroeg wat mijn lievelingseten is, en van welk fruit ik houd, zodat ze daar morgen rekening mee konden houden. Slik…hoe ga je dan om met de balans van ongemakkelijkheid aan de ene kant, en het accepteren van de situatie zoals die nou eenmaal is aan de andere? Het accepteren van dat wat je krijgt aangeboden is hier natuurlijk een norm, een code. Toen ik opmerkte dat ik dat lastig vond, zei Musa, de principal: wil je Hebreeën 13 (dat is een Bijbelboek) voor ons lezen? Ik las: “houd de onderlinge liefde in stand en houd de gastvrijheid in ere, want zo hebben sommigen zonder het te weten engelen ontvangen.” Het leek me goed om die tekst het laatste woord te laten hebben.
Na de lunch zijn we aan de slag gegaan met de Tree of Life en een associatieweb, maar ik heb nu geen zin of energie om dat helemaal te gaan beschrijven. In het kort: probeer aan de hand van je eigen geschiedenis, talenten, waarden, hoop en plannen tot een kernthema te komen. Dat was best moeilijk, maar er werd hard gewerkt onder de bomen buiten de kerk. Morgen gaan we met de opbrengst van ieders individuele thema het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de bron lezen en ja, dat staat ook in de Bijbel.
Om 15.30 met Abdallah teruggereden en via de markt gegaan om mijn overhemd op te halen, gemaakt van de stof die ik in Mwanza gekregen had. Ik ben benieuwd hoe de vrouwen uit Mwanza, die er deze twee dagen hier ook weer zijn, daarop zullen reageren.
Mijn hoofd barstte bijna toen we thuiskwamen en ik had zin in een koude douche. Helaas, geen stroom en daarom ook geen water. In plaats daarvan het Victoriameer ingedoken, tot grote hilariteit van de kinderen en vrouwen die bezig waren met de was op het strand. Mijn voorstel om een wedstrijdje te doen met drie jongen die nog op de kant stonden werd met gelach ontvangen, maar ze kwamen het water in! Veel lol, zonder woorden. Het was heel fijn om even op het strand te zitten met een aantal kinderen om me heen, ook al staren ze me voortdurend met ongeloof aan. Hapiness, die dit huis schoonhoudt, was bezig haar tuin water aan het geven uit het meer, zodat de papaja’s, bananen en mango’s groeien. Het voelde allemaal heel dagelijks en dat mis ik wel een beetje. Hoe geweldig deze avonturen ook allemaal zijn, ik ben wel alleen in al mijn ervaringen en dat kost nogal wat energie.
Nu net het eten op. Ik heb Abdallah gevraagd of hij ook zin had in kip en een groenteprutje (wat dat in het Swahili is weet ik eigenlijk niet), en we hebben samen gegeten. Dat was goed. En nu ga ik naar bed, want anders komt het morgen niet goed. Onder de klamboe, met het geluid van blaffende honden in de verte en heel veel krekels dichtbij. Wordt vervolgd…
Maandagmorgen opgehaald door de vrouwen van de kerk in Mwanza die mij nog iets van de stad wilden laten zien. Tanzanianen hebben geen horloge, maar wel tijd. Onze wandeling bleek vooralsnog beperkt; we gingen eerst aan de overkant van de straat thee drinken en chapati eten. Ook prima. Daarna liepen we richting de Victoriameer waar we een boottochtje gingen maken. Eerst over de markt, veel tilapia en veel bekijks. Ik geloof dat ik ongeveer de enige witte man in heel Mwanza was.
Aangekomen bij de boot moesten er eerst onderhandelingen plaatsvinden over de prijs. Die duurden vrij lang, en bovendien moest er, toen de deal gesloten was, eerst nog brandstof gehaald worden. De stad is echt tjokvol met brommers/motoren die als taxi dienst doen – dus klom de booteigenaar achterop met een lege jerrycan en kwam een kwartier later terug. Ik dacht dat toen het langverwachte moment van vertrek aangebroken was…maar de jerrycan moest eerst nog overgegoten worden in de tank van de boot. Dat lukt niet, dus moest er een trechter gehaald worden. Het was de pastor’s wife die korte metten maakte met deze toestand en ze nam het heft in eigen hand. Zeer verfrissend.
Om 14 uur werd ik opgehaald door Abdallah, de chauffeur waar Els de Quant ook gebruik van maakt. Ik zit dit te typen in haar huis in Musoma, waar we gisteren heenreden. Als je gevoelig bent voor veel prikkels, kun je beter niet naar Tanzania komen. Zoveel geluid, kleur, mensen, bewegingen, brommers, vuil, lawaai, geuren, rook en walmende bussen en fietsen met bossen suikerriet, terwijl de auto nogal hard reed op een slechte weg waarvan het onduidelijk was welke banen bestemd waren voor welk verkeer. Ik zuig alles in me op, maar bereikte mijn tax wel zo’n beetje na de autorit van 3 1/2 uur. Hoofdpijn dus.
Toen we in Musoma aankwamen staken we eerst aan bij de Oost-Afrikaanse bijbelschool, waar ik woensdag en donderdag de workshops verzorg. Opnieuw het gastenregister getekend, uiterst vriendelijk ontvangen door het hoofd van de school en gesproken over de inhoud van de workshop. Daarna doorgereden en uiteindelijk pas om 20 uur aangekomen in dit heerlijke huis met tuin aan de oevers van het Victoriameer. Wel wennen om drie man personeel over de vloer te hebben, maar eigenlijk ook wel heel fijn. Abdallah rijdt de landrover en begeleid mij in de stad, waar het op bepaalde plekken niet veilig is voor mij om alleen te lopen. Hapiness maakt schoon en de nachtwacht zorgt ervoor dat er geen ongenode gasten het terrein opkomen, ondanks de metalen deuren en zware sloten….
Vanmorgen wakker geworden na een heerlijke nacht onder de klamboe en eerst gaan wandelen langs het strand met Abdallah. De vissers kwamen net binnen en ik wilde vandaag zelf koken, dus het avondeten was al snel met de mannen geregeld. Prettig om Tanzanianen bij me te hebben die weten dat zo’n vis ongeveer 6 euro moet kosten en niet het dubbele. Daarna langs het hele strand vrouwen die wassen, zichzelf wassen, de af wassen en hard aan het werk zijn. Ik had even een vrije ochtend, al moest ik de workshops voor morgen later nog wel voorbereiden. Christien is op dag een al naar huis gegaan wegens ernstige familieomstandigheden, terwijl ik eigenlijk slechts haar assistent had zullen zijn. Haar programma kan ik niet doen, en heb daarom bedacht dat we, voordat we donderdag aan de slag gaan met een bijbelverhaal we eerst aan de slag gaan met ons eigen verhaal. Morgen daarom een workshop Storytelling (ik loop stage bij het Storytelling Centre in Amsterdam) en donderdag de toepassing van je eigen verhaal in het begrijpen van de bijbeltekst.
Vanmiddag naar de markt geweest en inkopen voor de maaltijd met de vis gedaan: tomaten, ui, rijst, knoflook en natuurlijk die fantastische verse mango’s, bananen en sinaasappels. En naar de kleermaker, om de eerder in Mwanza gekregen stof te vermaken tot overhemd. Toen we later in de auto zaten en dit meisje met de sinaasappels (zie foto) langskwam, kon ik het niet verkroppen om ook van haar nog wat te kopen. Heart breaking. Dat gebeurt me weleens vaker op zo’n dag….
Om 9 uur opgehaald voor de kerkdienst. Die duurde tot 13 uur en dat was best lang….maar wat een spirit! Mijn Swahili is beperkt tot een drietal woorden dus ik kan geen theologische reflectie geven. Dat hoeft misschien ook niet – de hartelijkheid en gemeenschap waren meteen voelbaar, en toen het eten op tafel kwam was het natuurlijk helemaal goed! Vers gebakken vis (het Victoriameer is hier maar een paar honderd meter vandaan) en kip, groente, rijst, gebakken banaan, ugali, gefituurde visjes (compleet) en natuurlijk verse meloen en ananas.
Na een uitgebreide fotosessie met iedereen met de auto naar een andere doopsgezinde gemeente in Mwanza. Eerst uitgenodigd door de pastor, de bishop en de secretary general om het register te tekenen, met de nodige egards. In de gang lag een matras waarop een paar kleine kinderen diep in slaap lagen, ondanks de keiharde live muziek die zowel in als ver buiten de kerk te horen was.
Doel van mijn workshop was: probeer in een bijbelverhaal te ontdekken waar jijzelf een rol speelt. De drie lagen van een verhaal (universele, emotionele en persoonlijk boodschap) hebben we onderscheiden en daarna hebben zes groepen zich gebogen over het verhaal van de Samaritaanse vrouw bij de bron (Joh 4). Er is geen absolute waarheid, maar de boodschap wordt mede bepaald door je eigen cultuur, opvoeding, gender, opleiding enz. De groepen hebben daarna verteld wat voor hen de kern van de tekst was en hoe dat te maken had met henzelf.
Wat een schitterend werk. Wat een fantastisch fijne mensen heb ik vandaag weer ontmoet. Oh ja, als dank kreeg ik Tanzaniaanse stof om in Musoma een shirt van te laten maken.
Dag één van mijn trip namens de doopsgezinde zending aan Tanzania. Inmiddels alleen, wegens ernstige familieomstandigheden van mijn reisgenoot Christien. Vandaag van Kilimanjaro naar Mwanza gevlogen en meeting gehad met de bisschop hier. Afrika…het schakelen vergt wat tijd en energie. Morgen voorgaan in de dienst en daarna workshop met vrouwengroep; een combinatie van contextueel Bijbellezen en storytelling. De emancipatie van deze sterke vrouwen in de kerk vraagt nog aandacht, maar is wel gaande. Een avontuur voor hen, maar zeker ook voor mij.
Bijbellezen is leuk, maar kan ook spannend zijn. Hoe kun je die geleende teksten zo lezen, dat ze jouzelf raken of iets tegen je zeggen?
Ik zou zeggen: laat de angst om er te vrij mee om te gaan, los. Je mag zelf betekenis geven. Dat is wat anders dan: “En, gemeente, dan kom ik nu tot de explicatie”. De explicatie. Niet een, of mijn, maar de. Het interpreteren van Bijbelteksten leek in vroeger dagen -en in sommige denominaties- het exclusieve terrein van geleerde dominees, die de in de tekst opgeslagen waarheid konden extraheren en die als een onfeilbare conclusie de gemeente in konden slingeren. Nou ja, misschien niet altijd en ook niet overal, maar toch: het idee dat er een vaststaande waarde en waarheid verborgen lag in de eeuwenoude teksten van de Bijbel is toch lange tijd gemeengoed geweest.
Afgelopen week hoorde ik iemand zeggen, dat hij eigenlijk nooit in de Bijbel leest, “want die teksten zijn voor mij niet te begrijpen en ik weet nooit wat nou eigenlijk de boodschap is”. En ik vroeg me af of je überhaupt kunt spreken van de boodschap. Hoe spannend is het om een tekst te lezen en er jouw eigen boodschap uit te halen? Durf je dat? Of loop je dan te kans je schuldig te maken aan hogere inlegkunde? Dat wat er staat, kun je niet veranderen. Dag mag je ook niet. Wat er voor jóu staat, de manier waarop je de tekst interpreteert, dat is altijd afhankelijk van wie jij bent, waar je woont, hoe je je voelt en wat je hebt meegemaakt in je leven. En dat mag wel.
Het is altijd een dunne lijn tussen vrije interpretatie aan de ene kant, en het zoeken naar de bedoeling van de auteur aan de andere kant. Dat is al zo bij moderne literatuur. Ik hoorde eens van een dominee die een passend gedicht van Rutger Kopland in zijn preek had verwerkt en de dichter daar met een kaartje voor had bedankt. Rudi van den Hoofdakker liet zijn pseudoniem even los en reageerde onaangenaam verrast. Hij had geen goed woord over voor deze verkwanseling van zijn poëzie, die volgens hem absoluut geen religieuze lading had.
Dus ga er maar aanstaan bij oude teksten die niet eens voor ons bedoeld zijn. Niet alleen stammen de Bijbelteksten uit een volstrekt andere cultuur met een inmiddels overleden taal en zijn ze geschreven vanuit een wereldbeeld waar wij ons nauwelijks iets bij voor kunnen stellen, ze ontstonden ook nog eens voor een ander publiek dan dat wij zijn. Er bestonden nog geen boeken, er was geen echt lezerspubliek, maar geschreven teksten waren het resultaat van en bedoeld voor een professioneel schrijverscollectief van vaklieden en beambten. Het zijn niet onze woorden. Wij lenen ze.
Coq au vin
Hoe ga je om met iets wat je leent? Als ik een kookboek van mijn buurman leen om zijn onovertroffen coq au vin ook eens te maken, is het de bedoeling dat ik dat boek intact laat. Ik mag de recepten wel op mijn eigen manier gebruiken, daar heeft de buurman niets over te zeggen. Op het moment dat hij mij het boek overhandigde, gaf hij de regie over de bereiding van de kip uit handen. Omdat ik in mijn eigen keuken het recept volg, kan de buurman mij geen instructies meer geven. Ik moet me er maar mee redden. En of de buurman het nu leuk vindt of niet – ik kook toch echt op mijn eigen manier.
Zo is het ook (een beetje) bij teksten uit de Bijbel. Stel dat je in gesprek zou kunnen gaan met Johannes en hij zou je wenkbrauwen zien fronsen bij het verhaal waarin water in wijn veranderde op een bruiloft, dan zou hij je kunnen uitleggen wat hij daarmee bedoelde en met welk idee dat zou opgeschreven was. De toonhoogte, intonatie en gebaren van Johannes zouden veel duidelijk kunnen maken. “Oh! Bedoelde je het zó!” – zou je kunnen zeggen terwijl je voor jullie beiden nog een kopje thee inschenkt. Heerlijk lijkt me dat, zo’n directe uitleg van de auteur zelf.
Maar helaas is het een beetje zoals bij WhatsAppjes, waarbij je ook moet gissen naar de gebaren, toonhoogte en intenties van de verzender. We krijgen een tekst voorgeschoteld waar we zelf chocola van moeten maken, en ik kan me dan heel goed voorstellen dat de moed je dan in de schoenen zinkt, zoekend naar een aanwijzing of ingang naar een mogelijke uitleg. Niet zelden gebeurt mij hetzelfde wanneer ik aan de preek voor zondag begin.
Betekenisreserve En toch. Het heeft ook voordelen dat de auteur ons niet kan influisteren wat hij ooit, toen, daar voor bedoeling had met de tekst. De Franse filosoof Paul Ricoeur heeft nagedacht over het verschil tussen gesproken en geschreven tekst, en de gevolgen voor de betekenis. Het lijkt alsof er veel verloren gaat, zodra de mondelinge toelichting niet meer gegeven kan worden. Tegelijk krijgt het woord in geschreven vorm een opener karakter. Het krijgt meer betekenis, omdat een nieuw publiek, dat niet gelimiteerd wordt door tijd en plaats, nu vanuit oneindig veel kanten de tekst kan bekijken. Deze interpretatieruimte noemt Ricoeur de ‘betekenisreserve’. Door de overgang van de orale overlevering naar het geschreven woord, krijgt de Bijbel betekenisreserve en die ruimte geeft ongelofelijk veel vrijheid. Zo ontstaat er voor de lezer de kans om zich een tekst toe te eigenen¹. Rutger Kopland had dat kunnen beseffen toen zijn gedichten naar de uitgever gingen en ook Johannes zal het ermee moeten doen dat wij aan de slag gaan met zijn tekst, zonder dat hij bij kan sturen of aan kan vullen. Leentjebuur krijgt zo een positieve connotatie; je mag je de tekst eigen maken en ontdekken welke waarde die vandaag voor jouzelf herbergt. Dat is spannend, want misschien ben je bang dat je er niet genoeg van weet, of er helemaal naast zit, of ben je te bescheiden om je eigen leven te spiegelen aan David, Ruth of Jezus. Laat die bescheidenheid maar los. Dat dat allerlei verschillende interpretaties oplevert is helemaal niet erg. Het laat juist zien dat de Bijbel uit open teksten bestaat. Hoera!
“Lees je Bijbel, bid elke dag”. De eerste woorden van een kleuterhit die ik in een ver verleden uit volle borst mee brulde. Verderop in het lied wordt de belofte gedaan dat je daarvan groeien mag. Toen een nog niet te begrijpen vooruitzicht, nu langzamerhand een voorzichtige waarheid. Om te lezen over al die mensen die in zo ongeveer alles anders waren dan wij, maar toch ook een leven met dezelfde toppen en dalen leefden: met blijdschap, jaloezie, pijn, woede, liefde, verlies, overwinning, beperking en vrijheid. En doorgang, dat vooral.
Geleende woorden met jouw eigen betekenis.
¹ Een huis om in te wonen, Hans Snoek, 2010 Kampen
Recente reacties