De rook van vuur, altijd en overal, begint me tegen te staan. Ik lig in bed, in mijn cabin, op de valreep nog geveld door iets naars in mijn darmen. De rook stinkt – alles wordt hier verbrand. Handig, dan heb je ook geen afval. Maar wat een stank. Ik heb zin om naar huis te gaan. Het avontuur is geweldig geweest, maar ik merk dat wat in het begin uitdagend en spannend was, nu ook een keerzijde heeft. Bijna alles is hier kapot. Gisteren viel het me weer op, onderweg vanuit Shirati naar Mwanza. Alle dorpen waar we doorheen reden hetzelfde beeld: stof, ongelooflijk veel brommers, auto’s, oude vrachtwagens, uitlaatgassen, lawaai uit zowel speakers als uit mensen, vuur, viezigheid, vuilnishopen en kuilen in de weg. Het is misschien wel het ultieme cliché, maar was leer je in zo’n land je eigen situatie toch goed waarderen.
Zaterdagmiddag de workshop in Shirati gedaan, zo goed en kwaad als het ging. ’s Ochtends eerst door dr. Chirangi rondgeleid in het ziekenhuis. De foto’s spreken voor zich. Ook daar gebrek aan alles. Medische apparatuur, kundige mensen, voedsel, geld. Ik vroeg hem of de moed hem wel eens in de schoenen zakt, waar hij op antwoordde: “ja, het is soms heel moeilijk, maar als ik bedenk wat er zou gebeuren wanneer dit ziekenhuis een maand de deuren zou sluiten, dan weet ik weer waar ik dit voor doe.” Op de lepra-afdeling kon ik de door de doopsgezinde zusterkringen gemaakte verbanden afgeven , waar men ontzettend blij mee was. Mensonterend, die afdeling. Kale muren, een luide tv, geen enkel teken van gezelligheid, betonnen vloeren, slechts het meest noodzakelijke was er: een dak, muren, wat eten, en een bed. Als je dat afzet tegen het alternatief, namelijk verstoten worden uit je omgeving en helemaal niets hebben, wordt zelfs deze plek een waardige plaats om te leven. Maar jeetje zeg…
De kinderafdeling met het meisje wiens schedel eerder deze week bij een auto-ongeluk open kwam te liggen. De afdeling met ondervoede kinderen, die door hun ouders eiwitrijke pap gevoerd krijgen. De HIV-afdeling waar de activiteitenbegeleider met hart en ziel voor de mensen werkt en ze eten en medicijnen krijgen. De neonatologie-afdeling, waar de eerste ademteug van de allerkleinsten de rooklucht van Shirati is. Dat had mij ook kunnen overkomen, denk ik dan. Dat je niet in Amsterdam, maar in Shirati je eerste daglicht ziet. En dat je maar een paar ons weegt. Vreselijk.
Met een vertraging van 15 minuten rende ik de workshop in, aangeslagen. Door dat even te melden kon ik me goed staande houden. Het was een goede middag, maar ik loop op het einde van mijn krachten. Of klinkt dat wat dramatisch? Nou ja, ik ben gewoon moe en voel dat ik dr. Spock zijn Rust, Reinheid en Regelmaat nu pas op waarde leer te schatten. Wat heb enorm veel zin in voorspelbaarheid. Nooit gedacht dat ik dat nog eens zou zeggen.
’s Avonds was en een feestje bij een Amerikaanse Phd student, verderop op het ziekenhuisterrein. Dr. Chirangi kwam me ophalen en daar een biertje gedronken. Helaas was het geitenvlees net op. Op tijd naar mijn kamer gegaan en onder mijn klamboe gekropen.
Om 8.00 was ik bij de kerk, waar van mij verwacht werd dat ik de preek zou doen. Er bleek eerst een soort les plaats te vinden, waar ik uiteraard niets van verstond. De eigenlijke dienst zou pas om 9.30 beginnen. Ik besloot nog even weg te glippen, wat niet zo raar is om te doen. Voortdurend komen er mensen binnen of vertrekken. Buiten kwam ik Dorothy tegen, en om 9.15 weer de kerk binnengegaan. Op het podium stonden drie grote fauteuils, waar ook ik geacht werd plaats te nemen. Een beetje ongemakkelijk, opnieuw. Temeer omdat ik niet wist wat er gaande was, wat er van mij verwacht werd, er ook geen welkom (in het engels) plaatsvond, er gezongen werd zonder dat ik een boekje in handen had – gelukkig snap ik ongeveer dat je niet alles moet proberen te snappen en dat het ondergaan van de loop der dingen veel beter werkt hier. Na mijn preek, die ter plekke ontstond als uitvloeisel van dat wat er de week gebeurd en gezegd was in de workshops, met enige haast vertrokken. We hadden nog een rit van vijf uren voor de boeg. Eerst nog langs de kleermaker, waar ik voor mijn dochters en Pauline een jurk had laten maken. Nu maar hopen dat ze passen. Water gekocht, afscheid van Dorothy en ingestapt naast Abullah en het stof ingereden.
Ik voelde me niet fit, ben na een uur in slaap gevallen in de auto en moest mijn maag in de gaten houden. Tijdens de boottocht, afgelopen maandag, waren me de cabins op de rotsen opgevallen. Prachtige houten kamers, gebouwd op palen tegen de rotsten van het meer aan. Ik had besloten mezelf de laatste nacht daarop te trakteren. Ik had al geboekt, maar bij aankomst moest er eerst nog schoongemaakt worden. Zucht. Eigenlijk geen zin meer in. Ik wilde even niets, hoogstens een wc en een douche. De bar, direct naar mijn hut, was de trotse bezitter van speakers van ongeveer een meter hoog. Die deden het heel goed en om 19.30 uur besloot ik te gaan vragen of ze ook van iets zachtere volumeniveaus konden genieten. Dat gebeurde gelukkig. Ik moest nog eten, maar durfde de runderspiezen van de BBQ niet aan. Daarom gevraagd om ‘irish potatoes’, zoals patat hier genoemd wordt. Ik heb er een paar van genomen, maar voelde me beroerd en ben gaan slapen. Tot 05.45 vanmorgen, toen de oproep tot gebed vanuit de moskee, aan overkant van het water, mijn oren binnenkwam.
Om te ontprikkelen gaf Pauline me het advies om maar eens even niets te doen vandaag. Gewoon voor je uitstaren, zei ze. Ik heb dat advies opgevolgd en ben om 15 uur gaan douchen, aangekleed voor de reis en zit inmiddels op Mwanza airport te wachten op mijn vlucht naar Dar es Salaam. Daarna vanavond om 23.30 naar Amsterdam.
Ik zal nog wat verwerkingstijd nodig hebben. Wat een week. Ik voel dat er van alles in me broeit, klotst, beweegt, sluimert, schreeuwt – maar het moet nog een kanaal vinden. Het was een bijzondere week; leerzaam maar ook wel wat veel in mijn eentje. Grote vragen over de onrechtvaardigheid van onze politieke en econiomische systemen heb ik veel, maar ook blijheid en dankbaarheid voor de mensen die ik heb ontmoet. Kleine vreugde over dansen en zingen met elkaar, maar ook groot verdriet over de wanhopige situatie waar ik even getuige van was. In de jaren ’80 ben ik een aantal keer naar de DDR geweest en als we dan weer vertrokken, voelde het alsof ik terug ging naar mijn comfortabele leven en hen achter moest laten in een systeem van onderdrukking, onvrijheid en gebrek. Dat gevoel komt nu ook boven: mijn vlucht vertrekt straks en ik heb ontzettend veel zin om terug te gaan naar mijn leven. Tegelijk klopt er iets niet: dat we in verschillende werelden leven terwijl er toch echt maar één Aarde is. Eén wereld.
Het schrijven van dit reisverslag was prettig, vond ik. Misschien was het een soort dagboek voor me, alleen in dit prachtige verschrikkelijke land in Oost-Afrika.
Geef een reactie