Als een estafettestokje. Zo kunnen we het verhaal doorgeven. Als een stokje dat je doorgeeft, maar pas loslaat als het goed omkneld is door de ontvanger. Op de laatste dag van de MERK 2018 ontvingen we allemaal zo’n stokje, als tastbare herinnering aan deze Europese mennonieten conferentie. Het Franse woord voor zo’n stokje
is témoin, afgeleid van témoinage dat vertaald wordt met getuigenis. Een dubbele betekenis die prachtig aansloot bij het thema van deze vierdaagse.
Maar wat geven we dan door? Daarover moest het gaan in Montbéliard, Frankrijk, waar we met zo’n 150 andere Nederlanders van 10-13 mei samenkwamen met vele andere Europese broeders en zusters van diverse snit. Welk verhaal kun jij niet voor jezelf houden? Welk verhaal moet jij wel doorgeven? Het is bijzonder om je deelgenoot te weten van zo’n grote gemeenschap, ondanks alle verschillen van achtergrond, theologische visie, geloof, gebruiken en vooral ook voorkeuren.
Wat betreft die eigen voorkeuren: er was voldoende mogelijkheid om die eens flink te relativeren. Want ik weet best dat ik best vaak ergens iets van vind. Wat ik mooie muziek vind, wat aansprekende theologie is, hoe de punten en de komma’s moeten staan…en op de MERK merkte ik dat ik geholpen werd om die zelf-opgeworpen drempels eens even af te breken. Waren het al die mensen samen? Het enthousiasme? Het geloof in een prachtige toekomst? De Heilige Geest? Of is dat eigenlijk allemaal hetzelfde?
Die rottige overtuigingen ook. Iedere keer dat ik meen te weten hoe het moet en hoort, ben ik steeds minder goed raakbaar. Omdat de muziek niet deugt. Of de teksten te plat zijn. Of omdat het te Rooms is, of te evangelisch. Of te liturgisch, te simpel of hoogdravend. Of niet vroom genoeg. Ach, ik stel me zo voor dat God niet zoveel boodschap heeft aan al die drempels en zachtjes fluistert: “Doe maar gewoon mee. Het maakt mij niet uit of het allemaal klopt of niet. Ik zie jullie liever samen, dan apart. Zing maar!”, en Hij geeft me een duwtje.
Prachtig allemaal. Samen, eendrachtig, enthousiast. Maar toch… Terwijl ik de témoin in mijn hand houd, probeer ik te bedenken wat het dan is wat ík door kan geven. Ik sta met mijn 9-jarige dochter te kijken naar het podium in de verte. Alles is groot en indrukwekkend. “Our Lord is the greatest” wordt er gezongen, en ik hoor dat it’s all about Christ. His blood washes white as snow. En plotseling voel ik een gevoel van eenzaamheid opkomen terwijl ik daar toch omringt wordt door honderden broeders en zusters. Ik probeer mijn persoonlijke smaak geen sta-in-de-weg te laten zijn, maar merk dat ik op deze laatste dag daarin overvraagd wordt. Het brood en de wijn staan klaar, maar ik zoek naar een ander adagium voor mijn kwetsbare leven met God dan deze overweldigende show. Op de beamer komen klassieke theologische frases voorbij, bijvoorbeeld over de betekenis van het avondmaal, die buiten de orde van de wereld waarin ik leef zijn komen te staan. In een boekje van Ruard Ganzevoort kwam ik de term ‘zombie-categorieën’ tegen; zo noemt hij begrippen die ooit verwezen naar een levende werkelijkheid maar dat nu niet meer doen. Ze zijn alleen vergeten te sterven. Ze lijken op codewoorden van een religieuze geheimtaal die ik niet (meer) spreek. Kunnen we ook religieuze taal vinden en gebruiken die breder kijkt dan louter naar de binnenkant van haar eigen kerkelijke-christelijke traditie?
Wat moet ik doorgeven? Ik snak naar een moment van kleinheid, van stilte, van mystiek. Naar een ogenblik waarin mijn dochter niet overweldigd wordt door de het spektakel, maar door een tedere aanraking van het leven met de Ene in de gewoonheid, in de gebrokenheid, in een lach, in een traan, in een enkel woord, in een klein lied. Ik geef haar de beker en verzeker haar dat het druivensap is.
De taal die ik zoek en nodig hebt om over God te kunnen praten is een taal die ook in poëzie klinkt, waarin je achteraf pas begrijpt dat iets op geen andere manier uitgedrukt kan worden dan zó. In die taal wordt God niet gevangen, maar kun je Hem soms wel vinden. ‘Si comprehendis non est Deus’, zegt Augustinus – wanneer je denkt het te snappen, is het niet God die je gevonden hebt. Misschien is dát wel wat mijn témoin door moet geven.
Prachtig verwoord en heel herkenbaar….
Earder siet ik yn roomske, efangelyske, baptistyske fermiddens en noch wol mear en ik fûn it OK en fielde kritysk wêze te moatten, en dat joech in spjalt. No is dat minder en ik tankje dy foar dyn wurden Jelle, want sa mei it ek!