Het mooie van een wonder is, dat het niet feitelijk waar hoeft te zijn. Het hoeft niet te kloppen. Of misschien wordt het wonder wel groter naarmate het minder klopt. Een niet te verklaren bijzonderheid spreekt meer tot de verbeelding dan een uitpluisbare vergissing.
In Aalst, België, is een hostie spontaan gaan bloeden. Althans, dat zegt de priester die de hostie in casu onder zijn beheer heeft. Dat lijkt me bijzonder. Niet alleen dat het bloeden spontaan begint, maar sowieso lijkt me een hostie die bloedt iets niet-alledaags. Een voor de hand liggende reactie, ook van mij als post-modern kind van de Verlichting, is dan dat ik me afvraag waar dat bloed dan vandaan komt… Zoveel verstopplekken heb je niet in zo’n hostie. Ik ben sceptisch, heb enige spot, doe wat lachterig en eigenlijk breek ik het wonder af, ben ik aan het onttoveren.Daar heb je er weer zo iemand die aan de haal gaat met de mystiek van het evangelie. Ik lees: “De erkenning van een wonder vergt een lange procedure. Er komt een onafhankelijke commissie met wetenschappers aan te pas”. Aha! Een waarlijk wonder kan blijkbaar aangetoond of ontkracht worden door een commissie met wetenschappers. Wat schraal. De empirie heeft het laatste woord, zelfs binnen de kerk die het juist hebben moet van verwondering. Zou er ook een andere manier zijn om dit wonder te duiden?
Vanochtend stond er een voetnoot in de Volkskrant van Arnon Grunberg. Niet over wonderen, wel over illusies:
En toen dacht ik: waarom moet ik lacherig reageren op het wonder van de hostie? Waarom kijk ik neer op deze hostiebezitter?
Ik geloof ook in wonderen. Noem het mijn illusies, of hoop. Het verschil is dat mijn wonderen meestal niet zichtbaar zijn voor getuigen. Het zijn geen spontaan ontbrandende braamstruiken. Ik ben nog nooit getuige geweest van iemand die vanuit een rolstoel spontaan opstond en wegliep. De wonderen die ik meemaak komen niet in de krant. Een beetje atheïst zal beweren dat mijn wonderen inbeelding zijn, of gewoon toeval. En dat kan. Maar soms…worden gewone situaties een wonder, omdat we ze zien. Pas als we gewone situaties aandacht geven, geven we ze de kans om wonderbaarlijk te worden. Blijkbaar moet je weten waar je kijken moet om ze te zien.
Zoals dat ene groene takje, dat middenin alle wanhoop van depressie naar iemand uit lijkt te schreeuwen: het is nooit echt voorbij! Of zoals die Romeinse politie, die op het geschreeuw van een bejaard echtpaar afkomt. Hun menselijkheid wint het van hun verbaalboekje: er wordt pasta gekookt en samen gegeten. Dat soort wonderen.
Mooi Jelle en die Romeinse agenten met hun pasta blijven mij ook maar steeds in mij hoofd zitten. En mensen die geen ( dagelijkse) wonderen meer ervaren dat is echt zielig hè, wat missen die veel geluk.