Uit het dagboek van Thomas – bij de tekst uit Johannes 20
Ik kan er maar niet aan wennen: Jezus, onze vriend, leraar, leider, is er echt niet meer. Hoe is het mogelijk? Natuurlijk weet ik wel dat de Romeinen ons lastig vinden, en dat Jezus van alles hardop zei wat in de huidige politieke situatie misschien niet zo handig is, maar weet je hoeveel moed dat ons gaf? Ik heb de afgelopen paar jaar regelmatig gedacht dat hij wel eens degene zou kunnen zijn die een ommekeer tot stand zou kunnen brengen. Als je wist wat voor charisme hij had, hoe mensen op hem reageerden, hoe hij mensen wist te raken…ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat ik in iemands nabijheid verkeerde die zoveel moed, inzicht en diepgang had als Jezus. En nu is het voorbij. Over en uit. Ze hebben hem te grazen genomen. God, wat mis ik hem toch vreselijk. Ik kan de draad nog niet oppakken, ik krijg dat beeld van mijn vriend aan dat kruis niet uit mijn hoofd. Ik heb hem zien hangen en keek hem aan – volgens mij zag hij ons ook staan, hulpeloos en verslagen.
Woede, voel ik. Mijn vrienden lijken niet stil te willen staan bij het vreselijke onrecht dat Jezus en ons is aangedaan. Nu komen ze met de meest fantastische verhalen over wat ze “opstanding” noemen. Ik ben niet gek…dood is dood. Ze lijken zichzelf te troosten met het idee dat hij nu opeens aan verschillende mensen is verschenen. Eerst Maria, die Jezus meende te herkennen in de tuinman. Sorry hoor, maar Maria is altijd al een beetje een zonderlinge vrouw geweest. En daarna die wildvreemde mannen die een eind met hem gelopen zouden hebben, om uiteindelijk in de kroeg te belanden met ónze vriend. Waarschijnlijk hebben ze wat te diep in het glaasje gekeken. En nota bene mijn eigen vrienden geloven dat! Hoe halen ze het in hun hoofd om met deze mooipraterij het vreselijks dat er gebeurd is glad te strijken! Ik word opnieuw boos als ik erover nadenk!
Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, kwamen ze gisteren met een verhaal op de proppen dat er bij mij maar moeilijk inging. Jezus zou bij hen zijn geweest, toen ze aan het vergaderen waren over de toekomst van onze beweging. Op onze geheime locatie – ook wij zijn nog niet veilig met onze radicale ideeën – stond hij daar opeens. Alsof het niks was. Wie bedenkt zo’n verhaal? Waarom gunnen ze zichzelf en mij niet wat meer tijd om stil te staan bij ons verlies? Misschien dat het hen troost om te geloven in die zogenaamde verschijningen; misschien helpt het hen om door te kunnen gaan, maar bij mij gaat het al snel jeuken, zo’n wending die lijkt te suggereren dat het zin zou hebben gehad, alsof het een groter doel diende. Ik heb daar sowieso moeite mee: als anderen gaan zeggen dat de ellende die je als mens overkomt zin heeft. Alsof je blij mag zijn dat je in de penarie zit, alsof je gaat juichen omdat je door een rottige periode gaat. De enige die dat kan zeggen, is die persoon zélf. En nu doen ze dat nota bene over onze vriend. Hij is gewoon als crimineel veroordeeld en vermoord. Razend maakt het me; ik wil gewoon huilen en verdrietig zijn, zonder een bedekkende laag van goedkope zingeving. Nou, genoeg frustratie geuit. Vorige week kon ik er niet bij zijn, maar vanavond hebben we weer een bijeenkomst. Het zal me benieuwen of Jezus ook weer even komt kijken. Ha! Eerst zien, dan geloven – dat is mijn instelling. En dat lijkt me een hele gezonde visie.
—
Ik weet niet wat er gebeurde. Toen we bij elkaar waren, voelde het net als vroeger. Simon vertelde over die keer dat hij Jezus voor het eerst sprak. Jacobus vertelde over die grap die hij een keer met Jezus uitgehaald had. En Johannes haalde herinneringen op aan de ontmoetingen met al die mensen die geen toekomst meer zagen, maar nieuwe moed kregen na de ontmoetingen met Jezus. En Andreas had de tranen in zijn ogen toen hij al die momenten terughaalde waarop Jezus ons een spiegel voor had gehouden met zijn verhalen die ons zo geraakt hadden. Weet je, zei Andreas, soms heb ik weleens gedacht: zou deze manier van leven zijn zoals God het bedoeld heeft? Alsof Jezus meer wist van een leven met God dan wij ons ooit voor hadden kunnen stellen?
Wat was het fijn om te merken dat we met zoveel liefde terugdachten aan de afgelopen paar jaar…Ik werd gegrepen door onze collectieve herinneringen. En door mijn tranen heen, zag ik hem voor me staan. Niet echt natuurlijk, ik blijf toch een wat verstandelijke man, maar het was alsof hij naast me stond. Ik ben niet zo’n zweverig type, maar echt – ik voelde gewoon dat hij er was. En met die blik van hem, die wat uitdagende lach, leek hij tegen me te zeggen: ‘kijk maar naar mijn handen. Leg je hand maar in mijn zij. Als dat is wat jij nodig hebt om te geloven dat mijn leven zin heeft gehad en niet stopt bij de misdaden van hen die ons niet zagen zitten, dan is dat maar zo, dat geeft niet. Kijk! Hier ben ik. Huil maar, verberg je tranen niet’. En eventjes voelde het veilig en lachte ik door mijn tranen heen. Ik hield mijn vriend vast, omhelsde hem en wilde hem nooit meer loslaten. Het was alsof ik zijn stem in mijn hoofd hoorde, net zo helder als toen hij er nog was. Er leken puzzelstukjes op hun plek gelegd te worden, toen ik Jezus tegen me hoorde praten. Ik durf het bijna niet te herhalen, omdat het op een bijzondere manier zo persoonlijk en zo intiem was. Tegelijk voel ik dat het toch belangrijk is om te delen – misschien ook wel voor jou. Sommige mensen noemen mij Thomas de Tweeling. Al sinds mijn kindertijd heb ik me afgevraagd waarom ik die naam draag, en nu pas begin ik te begrijpen dat ik misschien wel heel veel op jou lijk: jij, die mij wel kent maar ik jou niet. Misschien begrijpen wij elkaar wel, zonder dat ik van jouw bestaan op de hoogte ben. Misschien ben ik jou wel?
Goed, ik wil toch proberen iets te delen van die woorden die Jezus mij influisterde. Die woorden hadden te maken met lijden. Met pijn, met teleurstelling en met verlies. En nu wordt het tricky, want ik wil niet in de valkuil stappen van goedkope praatjes. Zoete broodjes worden hier niet gebakken. Hij zei: ‘Als we het lijden dat ons overkomt en de fouten die we in ons leven maken niet langer verdringen, maar leren accepteren als iets dat wezenlijk bij ons hoort, belanden we op een punt waar God datgene mogelijk maakt wat we voor onmogelijk hielden: zelfs de moeilijkste beproevingen in ons leven kunnen zinvol zijn’. Zoals gebruikelijk begreep ik maar de helft van wat hij zei. Wat ik wel snapte, herhaal ik hier, in mijn eigen woorden. Soms lijkt er geen uitweg meer, en loop ik met mijn ziel onder mijn arm. Soms vecht ik in mijn leven tegen een vreemd, onrechtvaardig en onbegrijpelijk lot. Maar ik hoef niet te vechten. Ook de wonden die ik opgelopen heb, zijn onderdeel van mij. Ze gaan over van open wonden in littekens. En soms ervaar ik een punt dat ik niet kan verklaren. Het is het punt of het moment waarop er een ommekeer plaatsvindt en ik alles wat me verpletterde niet meer hoef de verdringen. Dan voelt het alsof ik opnieuw adem kan halen. Alsof er nieuw licht op de zaak valt. Alsof er een loodzware steen van mijn schouders is weggenomen. Die lichtheid, die blik op de open toekomst, die hernieuwende energie…zou dat zijn waar al die oude teksten over gaan? Is dat wat al eeuwenlang bedoeld wordt met God?
Vanmorgen werd ik wakker. Hij was er niet meer. Maar ik geloof wel dat wat hij te zeggen had verdraaid waar was, gisteravond. Ik ben er nog niet uit wat er gebeurd is. Misschien is dat ook niet zo belangrijk. Hij is dood, daar verandert niemand iets aan. Maar ik geloof dat angst en verbittering nooit het laatste woord hebben. Dat geloof ik nu, sterker dan ooit.
Recente reacties