Alles verandert. Altijd. Als dat niet zo was, zou alles dood zijn.

Ik probeer verandering te zien als groei. Iedere hap lucht die ik
leegteneem, verandert mijn lichaam. Iedere seconde raak in cellen kwijt en vernieuwd mijn lichaam zich. Ieder moment dat ik denk aan nu, is dat moment er al niet meer en zal ook nooit meer terugkomen. Dat kan een angstige gedachte zijn. Waar leidt alles toe? In Prediker 1, in het oude testament van de Bijbel, las ik

lucht en leegte, alles is leegte.
Welk voordeel heeft de mens van alles wat hij heeft verworven,
al zijn moeizaam gezwoeg onder de zon?
Generaties gaan, generaties komen,
maar de aarde blijft altijd bestaan.
De zon komt op, de zon gaat onder,
en altijd snelt ze naar de plaats waar ze weer op zal gaan.
De wind waait naar het zuiden,
dan draait hij naar het noorden.
Hij draait en waait en draait,
en al draaiend waait de wind weer terug.
Alles is vermoeiend,
zozeer dat er geen woorden voor te vinden zijn.
De ogen van een mens kijken, en vinden geen rust,
zijn oren horen, en ze blijven horen.
Wat er was, zal er altijd weer zijn,
wat er is gedaan, zal altijd weer worden gedaan.
Er is niets nieuws onder de zon.
Wanneer men van iets zegt: ‘Kijk, iets nieuws,’
dan is het altijd iets dat er sinds lang vervlogen tijden is geweest.
De vroegere generaties zijn vergeten,
en ook de komende zullen weer worden vergeten.

Je zou moedeloos kunnen verzuchten dat het dus geen zin heeft om met je kont van de bank af te komen. Alles is vermoeiend, het staat zelfs in de bijbel. Maar ik probeer er toch een andere kant in te lezen; voor mij betekent deze tekst vooral dat het helpt om te relativeren. Nieuw is vaak minder nieuw dan ik dacht, maar ook een traditie is niet zo’n houvast als ik hoopte. Het is ooit ontstaan, verdwijnt ook weer, en komt wellicht weer eens terug. Dat is niet eng, maar plaatst alles waarvan ik denk het zeker te weten in een bescheiden context; ik heb twee van mijn overgrootouders meegemaakt en heb nu zelf kinderen, maar verder dan deze vijf generaties gaat mijn zogenaamde levenservaring niet.

Mensen houden van zekerheid, van houvast. Ik ook, want dat biedt veiligheid. Maar is het niet schijnveiligheid? Vasthouden aan gewoonten zorgt voor een vertekend beeld van de werkelijkheid, alsof alles wat ik zie en ervaar altijd zo geweest is en die gewoonten bij ons horen. Helemaal wanneer deze gewoonten gekoppeld worden aan nationaliteit zorgt de afbreuk ervan voor onrust, angst, woede en verontwaardiging. Syriërs die hier vroeger niet waren, Poolse supermarkten die onze echte Nederlandse buurtsupers beconcurreren, zwarte Piet die er altijd was en nu opeens niet meer mag – ons trotse Nederland wordt ons afgepakt, zeggen sommigen. We proberen de wereld in gedachten te vangen, maar een mening is meestal niet meer dan een momentopname. Alsof je bevriest wat er op dat moment gebeurt – en vervolgens daaraan vasthoud als waarheid. Zodra de muren van de ervaren werkelijkheid worden afgebroken, wordt er gemorreld aan het huis van onze veiligheid.

Een lied van Huub Oosterhuis zegt: blijf niet staren op wat vroeger was, sta niet stil in het verleden. Ik, zegt Hij, ga iets nieuws beginnen. Het is al begonnen, merk je het niet? Die Hij  is voor mij de drijvende kracht achter iedere verandering, achter groei, achter de beweging van alles wat leeft. Ik noem die Hij ‘God’. Ik voel dat vasthouden aan dat wat vroeger was mij blokkeert. Sommigen zullen dat niet vinden passen bij kerk, religie en geloof, maar voor mij is het voorwaardelijk voor mijn geloof. Loslaten van zekerheden geeft vrijheid. Er is leven na zwarte Piet.