verhalen over geloof

Auteur: jwaringa (Pagina 2 van 5)

Ik heb de planten toch maar even water gegeven

Ze is zichtbaar achteruit gegaan. Haar huid is doorschijnender en het lijkt alsof haar haar veranderd is. Het is dunner en ook doffer.  Ik weet dat ze Parkinson heeft, maar zie nu voor het eerst de ongecontroleerde spierbewegingen in haar linker schouder. Ze drukt zich met haar rug tegen de leuning van de stoel, om zo enige grip te houden. Het is ruim twee maanden geleden sinds ik hier voor het laatst was en ik voel me daar schuldig over.

Ze wil niet meer. Bijna 96 en niemand meer over. Haar ouders, haar man, haar zussen – ze zijn allemaal dood. Haar vriendinnen van vroeger ook, behalve Elsbeth, maar die woont in een verzorgingshuis in Best. Soms bellen ze, maar vaker niet. Wat heb je elkaar nog te zeggen? En bovendien vergeet Elsbeth toch alles. De combinatie van Parkinson en leukemie maakt het leven er bepaald niet leuker op. Het arsenaal aan dagelijkse medicijnen staat zo’n beetje gelijk aan een extra maaltijd. Rotzooi is het. Troep. Ze wil niet meer. Oh ja, haar kinderen leven in onmin met elkaar en de wereld. Dat ook nog.

Ik ben dominee en kom even op bezoek. We weten beiden dat ik straks ook weer ga, mijn eigen leven in. Met mijn auto. En mijn vrienden. En mijn nieuwe liefde. En afspraken. En opleidingen. Museumbezoek. Biertjes. Eten bij familie. Zij blijft hier zitten wachten tot de dood haar verlost. Misschien wil de arts wel meewerken aan een eerder vertrek, want die dood laat wat lang op zich wachten. Ze wil gewoon niet meer.

Wat kan ik zeggen? Dat het gelukkig mooi weer is? Dat er nog genoeg mensen zijn die van haar houden? Dat er heerlijke kabeljauw op het menu staat vanavond? Dat ze moet vertrouwen op God? Nee. Dat doe ik niet. Dat zou goedkoop zijn en bovendien niet waar. Niet helpend. Ik zeg dat het zwaar ruk is. Klote, moeilijk en rot. Want dat is het. Zoete broodjes, daar zit niemand op te wachten. Zij wel helemaal niet.

We zitten, zij op haar stoel, ik op de bank. Het plastic kerstboompje op het dressoir heeft gekleurde lampjes die zachtjes aan en uit gaan. Ik zie de buurvrouw haar tafelkleed uitkloppen op haar balkon. Wij zitten hier en hebben beiden even niet de behoefte iets te zeggen. In mijn opleiding leerde ik dat je dat moet leren: het uithouden bij de pijn van een ander. Het verdragen zonder het weg te willen praten. Dat kan immers toch niet. Wat wel kan, is naast iemand staan. Een klein beetje delen in het leed. Het niet wegwuiven, maar het in alle rauwheid zien en benoemen. En soms je kop houden.

We bidden eigenlijk nooit. Zij is niet zo kerks en ik ben niet zo vroom. Maar zijn dat voorwaarden om te kunnen bidden? Ik merk dat ik moed nodig heb, en het dan toch vraag: of ze het goed vindt dat we met gebed afsluiten. Ze gaat rechtop zitten en zegt: “Ja, graag”. Ik weet nog niet wat ik ga zeggen en hakkel, zoek naar woorden. Zijn ze gericht aan God of aan onszelf? Ik betwijfel of God hier iets aan kan doen. En of Hij dat zou willen, dat ook nog. Ik vraag het daarom maar niet, ongemakkelijk als ik me voel met dat soort wensen. Wat bidden dan nog is? Ik weet het niet. Ik benoem haar pijn. Ik spreek uit dat deze fase van haar leven zoveel moeilijker is dan ze zich voorgesteld had, ooit. Ik geef woorden aan haar lijden, dat zo vaak ingeslikt wordt omdat ze zich niet aan wil stellen. En ja, ik noem ook God. Of Hij zich over haar wil ontfermen. Ik denk dat dat betekent: voor haar wil zorgen, ook al weet ik niet hoe dan. Maar toch, ik vraag het. Dat kan geen kwaad, denk ik maar.

Amen. Naast me hoor ik gesnotter en ze zegt dat dat haar eigenlijk nooit overkomt. Ik vraag me af of ze het over haar tranen of over mijn gebed heeft, maar ik laat het zo. We hebben elkaar even geraakt. Wederzijds. Ze wil niet meer.

En dan zegt ze: “Vanmiddag heb ik de planten toch maar even water gegeven. Dan kunnen zij tenminste verder. Zij kunnen er ook niks aan doen”.

Ik stap weer in de auto. Het is nog een eind terug naar huis.

 

Dit personage is fictief. Het is samengesteld uit meerdere pastorale gesprekken uit mijn praktijk

Eerst zien, dan geloven

Uit het dagboek van Thomas – bij de tekst uit Johannes 20

Ik kan er maar niet aan wennen: Jezus, onze vriend, leraar, leider, is er echt niet meer. Hoe is het mogelijk? Natuurlijk weet ik wel dat de Romeinen ons lastig vinden, en dat Jezus van alles hardop zei wat in de huidige politieke situatie misschien niet zo handig is, maar weet je hoeveel moed dat ons gaf? Ik heb de afgelopen paar jaar regelmatig gedacht dat hij wel eens degene zou kunnen zijn die een ommekeer tot stand zou kunnen brengen. Als je wist wat voor charisme hij had, hoe mensen op hem reageerden, hoe hij mensen wist te raken…ik heb nog nooit eerder meegemaakt dat ik in iemands nabijheid verkeerde die zoveel moed, inzicht en diepgang had als Jezus. En nu is het voorbij. Over en uit. Ze hebben hem te grazen genomen. God, wat mis ik hem toch vreselijk. Ik kan de draad nog niet oppakken, ik krijg dat beeld van mijn vriend aan dat kruis niet uit mijn hoofd. Ik heb hem zien hangen en keek hem aan – volgens mij zag hij ons ook staan, hulpeloos en verslagen.

Woede, voel ik. Mijn vrienden lijken niet stil te willen staan bij het vreselijke onrecht dat Jezus en ons is aangedaan. Nu komen ze met de meest fantastische verhalen over wat ze “opstanding” noemen. Ik ben niet gek…dood is dood. Ze lijken zichzelf te troosten met het idee dat hij nu opeens aan verschillende mensen is verschenen. Eerst Maria, die Jezus meende te herkennen in de tuinman. Sorry hoor, maar Maria is altijd al een beetje een zonderlinge vrouw geweest. En daarna die wildvreemde mannen die een eind met hem gelopen zouden hebben, om uiteindelijk in de kroeg te belanden met ónze vriend. Waarschijnlijk hebben ze wat te diep in het glaasje gekeken. En nota bene mijn eigen vrienden geloven dat! Hoe halen ze het in hun hoofd om met deze mooipraterij het vreselijks dat er gebeurd is glad te strijken! Ik word opnieuw boos als ik erover nadenk!

Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, kwamen ze gisteren met een verhaal op de proppen dat er bij mij maar moeilijk inging. Jezus zou bij hen zijn geweest, toen ze aan het vergaderen waren over de toekomst van onze beweging.  Op onze geheime locatie – ook wij zijn nog niet veilig met onze radicale ideeën – stond hij daar opeens. Alsof het niks was. Wie bedenkt zo’n verhaal? Waarom gunnen ze zichzelf en mij niet wat meer tijd om stil te staan bij ons verlies? Misschien dat het hen troost om te geloven in die zogenaamde verschijningen; misschien helpt het hen om door te kunnen gaan, maar bij mij gaat het al snel jeuken, zo’n wending die lijkt te suggereren dat het zin zou hebben gehad, alsof het een groter doel diende. Ik heb daar sowieso moeite mee: als anderen gaan zeggen dat de ellende die je als mens overkomt zin heeft. Alsof je blij mag zijn dat je in de penarie zit, alsof je gaat juichen omdat je door een rottige periode gaat. De enige die dat kan zeggen, is die persoon zélf. En nu doen ze dat nota bene over onze vriend. Hij is gewoon als crimineel veroordeeld en vermoord. Razend maakt het me; ik wil gewoon huilen en verdrietig zijn, zonder een bedekkende laag van goedkope zingeving. Nou, genoeg frustratie geuit. Vorige week kon ik er niet bij zijn, maar vanavond hebben we weer een bijeenkomst. Het zal me benieuwen of Jezus ook weer even komt kijken. Ha! Eerst zien, dan geloven – dat is mijn instelling. En dat lijkt me een hele gezonde visie.

Ik weet niet wat er gebeurde. Toen we bij elkaar waren, voelde het net als vroeger. Simon vertelde over die keer dat hij Jezus voor het eerst sprak. Jacobus vertelde over die grap die hij een keer met Jezus uitgehaald had. En Johannes haalde herinneringen op aan de ontmoetingen met al die mensen die geen toekomst meer zagen, maar nieuwe moed kregen na de ontmoetingen met Jezus. En Andreas had de tranen in zijn ogen toen hij al die momenten terughaalde waarop Jezus ons een spiegel voor had gehouden met zijn verhalen die ons zo geraakt hadden. Weet je, zei Andreas, soms heb ik weleens gedacht: zou deze manier van leven zijn zoals God het bedoeld heeft? Alsof Jezus meer wist van een leven met God dan wij ons ooit voor hadden kunnen stellen?

 

He Qi – The Doubt of St. Thomas (2001)

Wat was het fijn om te merken dat we met zoveel liefde terugdachten aan de afgelopen paar jaar…Ik werd gegrepen door onze collectieve herinneringen. En door mijn tranen heen, zag ik hem voor me staan. Niet echt natuurlijk, ik blijf toch een wat verstandelijke man, maar het was alsof hij naast me stond. Ik ben niet zo’n zweverig type, maar echt – ik voelde gewoon dat hij er was. En met die blik van hem, die wat uitdagende lach, leek hij tegen me te zeggen: ‘kijk maar naar mijn handen. Leg je hand maar in mijn zij. Als dat is wat jij nodig hebt om te geloven dat mijn leven zin heeft gehad en niet stopt bij de misdaden van hen die ons niet zagen zitten, dan is dat maar zo, dat geeft niet. Kijk! Hier ben ik. Huil maar, verberg je tranen niet’. En eventjes voelde het veilig en lachte ik door mijn tranen heen. Ik hield mijn vriend vast, omhelsde hem en wilde hem nooit meer loslaten. Het was alsof ik zijn stem in mijn hoofd hoorde, net zo helder als toen hij er nog was. Er leken puzzelstukjes op hun plek gelegd te worden, toen ik Jezus tegen me hoorde praten. Ik durf het bijna niet te herhalen, omdat het op een bijzondere manier zo persoonlijk en zo intiem was. Tegelijk voel ik dat het toch belangrijk is om te delen – misschien ook wel voor jou. Sommige mensen noemen mij Thomas de Tweeling. Al sinds mijn kindertijd heb ik me afgevraagd waarom ik die naam draag, en nu pas begin ik te begrijpen dat ik misschien wel heel veel op jou lijk: jij, die mij wel kent maar ik jou niet. Misschien begrijpen wij elkaar wel, zonder dat ik van jouw bestaan op de hoogte ben. Misschien ben ik jou wel?

Goed, ik wil toch proberen iets te delen van die woorden die Jezus mij influisterde. Die woorden hadden te maken met lijden. Met pijn, met teleurstelling en met verlies. En nu wordt het tricky, want ik wil niet in de valkuil stappen van goedkope praatjes. Zoete broodjes worden hier niet gebakken. Hij zei: ‘Als we het lijden dat ons overkomt en de fouten die we in ons leven maken niet langer verdringen, maar leren accepteren als iets dat wezenlijk bij ons hoort, belanden we op een punt waar God datgene mogelijk maakt wat we voor onmogelijk hielden: zelfs de moeilijkste beproevingen in ons leven kunnen zinvol zijn’. Zoals gebruikelijk begreep ik maar de helft van wat hij zei. Wat ik wel snapte, herhaal ik hier, in mijn eigen woorden. Soms lijkt er geen uitweg meer, en loop ik met mijn ziel onder mijn arm. Soms vecht ik in mijn leven tegen een vreemd, onrechtvaardig en onbegrijpelijk lot. Maar ik hoef niet te vechten. Ook de wonden die ik opgelopen heb, zijn onderdeel van mij. Ze gaan over van open wonden in littekens. En soms ervaar ik een punt dat ik niet kan verklaren. Het is het punt of het moment waarop er een ommekeer plaatsvindt en ik alles wat me verpletterde niet meer hoef de verdringen. Dan voelt het alsof ik opnieuw adem kan halen. Alsof er nieuw licht op de zaak valt. Alsof er een loodzware steen van mijn schouders is weggenomen. Die lichtheid, die blik op de open toekomst, die hernieuwende energie…zou dat zijn waar al die oude teksten over gaan? Is dat wat al eeuwenlang bedoeld wordt met God?

Vanmorgen werd ik wakker. Hij was er niet meer. Maar ik geloof wel dat wat hij te zeggen had verdraaid waar was, gisteravond. Ik ben er nog niet uit wat er gebeurd is. Misschien is dat ook niet zo belangrijk. Hij is dood, daar verandert niemand iets aan. Maar ik geloof dat angst en verbittering nooit het laatste woord hebben. Dat geloof ik nu, sterker dan ooit.

Met een ander mens

Il Signore ti ristora. Dio non allontana
Il Signore viene ad incontrarti, viene ad incontrarti

De Eeuwige haalt je terug, God duwt je niet weg. De Eeuwige komt om je te ontmoeten.

Waar dan? Hoe dan? Wat betekenen die woorden uit dit Taizé-lied dan in de niet zo verheven en soms doodsaaie praktijk van alledag?

Er fietst een moeder met haar dochter achterop . Ze halen me in, terwijl ik naar de supermarkt wandel.  Het kleine meisje draait zich in haar fietsstoeltje om en zwaait naar me. “Hoi”, zegt ze zachtjes. Ik zwaai terug en fluister: “Hoi, meisje”. Ik word bevangen door een gevoel van intense blijdschap. Contact. Met een ander mens.

De winkels aan de Wirdumerdijk zijn dicht. Het begint al bijna gewoon te worden, deze onwerkelijke leegte. Aan de overkant zit een zeer gemotiveerde muzikant toch gitaar te spelen, schuilend onder de pui van een gesloten speelgoedwinkel. Onze blikken kruisen elkaar. Ik maak een gebaar dat ik geen geld bij me heb, maar steek mijn duim op. Ik wil hem duidelijk maken dat zijn muziek een welkome emotie losmaakt in deze anders zo drukke fiets- en winkelstraat. Hij glimlacht. We zien elkaar. Contact. Mens tot mens.

Mirjam fietst in de regen. Voor haar fietst een vrouw. De geur van haar parfum waait Mirjam haar neus binnen en maakt iets los. Het is lekker. Het is fris. Het maakt blij. Ze haalt de vrouw in en zegt: “Het is dat ik een beetje haast heb, maar anders was ik achter u blijven fietsen want u ruikt zo lekker”. Contact. Mens tot mens.

Het zijn dit soort dagelijkse kleine grote ontmoetingen die een verschil kunnen maken. Ze tillen ons uit boven de somberheid die bij sommigen op de loer ligt. Ze laten zien dat het mogelijk is om elkaar te zien, om contact te maken. Mijn schoolvriendin Mirjam en ik noemen het onze Public Awareness Movement. Regelmatig appen we elkaar om onze nieuwste ervaringen met vreemden op straat te delen. Die beweging zou eigenlijk groot moeten worden. Probeer het maar eens. Wees niet bang om gek gevonden te worden. Spreek je uit, geef een compliment aan vreemden, zie wat er op straat gebeurt en laat je verwonderen. Maak oogcontact. Zeg iets. Wees aardig. Misschien dat de woorden van dit Taizélied daar wel bij passen. Dat God zichtbaar wordt door onze verwondering. Dat we niet weg hoeven te glijden in angst voor de Corona-toekomst. Dat we God ontmoeten in de ontmoeting met de ander. Dat Hij ons zo komt ontmoeten. Niet als een grote baas, maar als een klein sprankje plezier. Wat best groot kan worden trouwens. Plezier, zoals het zingen van een liedje, met de andere mensen van de Taizégroep Leeuwarden. Luister maar.

 

 

Eenzaam

Een wolk van een zoon! Onze dochter is geboren! Hij is er!
Daar ben je dan, nieuwe wereldbewoner. Gefeliciteerd. Je hebt het gehaald. Helemaal alleen.

Ik staar wel eens uit het raam aan de westkant van het VU-hoofdgebouw in Amsterdam Buitenveldert en kijk dan uit over het VU medisch centrum. Er is weinig over van het oorspronkelijke gebouw Lees verder

Uw wil geschiede ~ Exodus 14:9-15 en Psalm 2

(gelezen teksten vind je hier)

Het zal ergens in 1977 geweest zijn, dat ik op de terugweg uit school een dode vis zag liggen. Hij lag half in het water onder de brug die ik iedere dag overliep. Ik zat op de kleuterschool en besloot een hark van huis te halen om de dode karper daarop te transporteren naar onze achtertuin. Hier lag een opdracht op mij te wachten; de vis verdiende een graf om zo in de hemel te kunnen komen. Daar kwam je immers niet als je onder een brug rottend zou verdwijnen. Geloof zonder actie, wat had dat voor zin?

Op 21 november 1981 trok plaatselijke afdeling van het IKV uit IJlst naar Amsterdam om te demonstreren tegen de plaatsing van kernwapens. Ik was 9 en ging ook mee. Samen maakten we ons sterk voor een betere wereld. Wij moesten alles doen om toekomstige generaties een menswaardig leven te bieden, gevoed door ons geloof en als onderdeel van de kerk. Geloof zonder actie, dat is niks, voelde ik zelf tegen deze tijd ook wel aan.

In de zomer van 1983 logeerden er twee jongetjes uit Noord-Ierland bij ons thuis. Eentje katholiek, de ander protestant. Zo konden zij, in het klein, een onbezorgde zomer hebben en begon de vrede tussen de partijen misschien wel door dit soort gearrangeerde vriendschappen. Geinspireerd door geloof in een vreedzame wereld, als voorbeeld van Gods Koninkrijk, moet je immers als mens in actie komen voor Gods ideaal. Geloof zonder actie is als een lege huls, was mijn overtuiging.

Misschien was het deze overtuiging die ik ook terugvond in mijn kennismaking met de doopsgezinden, vele jaren later. De bordjes met de tekst “daden gaan woorden te boven” – daar kon ik me wel in vinden. Het sloot aan bij mijn opvoeding, mijn karakter, mijn geloof. Op school hing een, toen ook al antieke, wandplaat met een afbeelding en tekst: wat kan Paultje toch mooi bidden. Daar keek ik argwanend naar. De handen uit de mouwen steken, daar hebben we meer aan – dacht ik als kind al.

En nu lezen we hier vandaag:

“De Heer zal voor u strijden;
zelf hoeft u geen vinger uit te steken”

Tsja.

Of zoals we zongen:

Je moet de zee doorgaan
de diepte van het leven
en zonder angst of vrezen
vertrouwen op mijn naam
vertrouwen op mijn naam

Vertrouwen op mijn naam. Ja, natuurlijk…maar wat betekent dat dan?

In de kerk kost het niet zoveel moeite om dat te beamen. “Ja, natuurlijk, wij vertrouwen op de Heer.” Alleen….hoe past dat in de rest van ons leven, buiten de muren de kerk? Hoe passen we dan in in de rest van de week?  Kunnen we dat soort passages maar beter overslaan? Of erop kauwen, kijken of er andere sappen vrijkomen, herkauwen, proeven, malen?

Iemand vertrok voor zendingswerk naar West-Afrika en verkocht al haar huisraad voor ze vertrok. “Mocht ik ooit terugkomen, dan zorgt God wel voor me”. Yeah, right. Dat soort teksten, daar gaan heel wat wenkbrauwen van fronsen. Denk eens na, joh. Maar tegelijk zingen we wel

Behüte mich, Gott
Ich vertraue, dir
Du zeigst mir den Weg zum Leben

Nou, dat zijn wat gedachten waar ik de laatste tijd mee bezig ben.

Het was vorig jaar dat ik aanwezig was op een begrafenis. De kleindochter nam plaats achter het spreekgestoelte, een beetje onwennig, en ze frommelde een briefje uit haar zak.   “Dit”, zei ze, “is de tekst die mijn oma iedere dag voor het slapen gaan las”. Ze vertelde dat ze had ontdekt dat het al oude woorden waren, vermoedelijk zo’n 2000 jaar oud. Dat wist ze niet en als kind had ze het altijd onbegrijpelijk materie gevonden wanneer ze bij oma logeerde. En nu was ze naar die woorden op zoek gegaan, nu oma er opeens niet meer was.

Ze las ze voor, om met ons te delen.

“Onze Vader die in de hemel zijt,
Uw naam worde geheiligd.
Uw koninkrijk kome.
Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel….”

“Oma zei altijd dat ze er rustig van werd, en ook dat ze dingen erdoor kon accepteren ofzo” – vertelde de kleindochter. Ja, ik weet het niet hoor, maar dit hoort gewoon zo bij haar”

Haar gestuntel ontroerde me. Ze was niet gewend voor groepen te spreken. Maar wat was ze puur en eerlijk. Die woorden van haar oma kregen hier nieuwe adem. Ik was getuige van een wedergeboorte.

Uw wil geschiede.

Met sommige woorden loop je hetzelfde gevaar als met sommige liedjes. Wanneer je ze al zo vaak gehoord hebt, kun je je niet meer herinneren hoe het was toen het voor de allereerste keer op de radio was. Toen de klanken nog vers waren. De woorden nog warm. De melodie nog onwennig. Hoe kun je onbevangen luisteren naar liedjes die al vastgezet zijn in je gehoor? Hoe kun je net doen alsof Bohemiam Rhapsody nog nieuw voor je is? Of het begin van de Matteus Passion van Bach? Of de woorden van het Onze Vader?

Uw wil geschiede.

Het zijn drie woordjes in een gebed dat je gedachteloos op zou kunnen dreunen. Maar…deze keer deden ze iets anders met me. De dagen erna, maar ook nu, een jaar later, resoneren deze woorden in mijn oren.

Uw wil geschiede.

Is het een bede? -> Oh God, was het maar zo dat uw wil geschiede!
Of is het een besef? -> Heer, wat ik ook allemaal bedenk, het is toch uw wil die geschiede…

Heel lang ben ik van dat eerste uitgegaan. In deze wereld, waarin zoveel gebeurt dat niet past bij die wereld die we Uw Koninkrijk noemen, het is toch bar en boos hoe wij mensen er een zootje van maken. Was het maar anders! Wat het maar zo dat UW wil gebeuren zou. Dan zou het immers anders zijn, beter vooral.

Het is blijkbaar niet zoals God wil. Maar…hoezo niet? Omdat God een God van rechtvaardigheid is? Of omdat Hij liefde zelf is? Omdat Jezus vredelievend was? Maar hoe weten wij dat?

Ons leven cirkelt rond drie werkwoorden: willen, hebben en doen. We willen van alles hebben en we willen van alles doen. We willen veranderen, verbeteren en dat alles wordt bekeken door onze oh zo persoonlijke bril die niet DE WAARHEID maar slechts ONZE EIGEN WAARHEID laat zien. Ik weet niet of er een plan is. Hoe God op ons leven inwerkt. Of hij ingrijpt. Wel weet ik dat als je terugkijkt op jaren die achter je liggen, je niet alles kunt toeschrijven aan erfelijkheid, logica, eigen initiatief of het resultaat van eigen geweldige plannen en stappen. Zoals Evelyn Underhill, een Engelse mystica uit de 30er jaren zegt:

“De ontmoeting die beslissend bleek, het pad dat zich onverwacht opende, het andere pad dat werd afgesloten, iets wat we gewoonweg moesten zeggen, de brief die we gewoonweg moesten schrijven. Het is alsof een verborgen kracht -persoonlijk, levend, vrij – de gebeurtenissen stuurde, vaak tegen onze eigen plannen en verlangens in”.

Als dat zo is, dan betekent het dat er onder de oppervlakte van ons bestaan, waar we in het algemeen genoegen mee nemen, zich onverwachte diepten bevinden en grote spirituele krachten werkzaam zijn. Ja, ik begrijp het dat er dan wenkbrauwen gefronst worden. Maar ik geloof dat we alleen ten volle leven als we ons niet alleen afstemmen op dat wat zichtbaar en veranderlijk is, maar ook op het onveranderlijke en onzichtbare: die we God noemen. En het kernwoord dat daarbij hoort is voor mijzelf aan het veranderen van willen en doen naar ZIJN.

Bevrijd uit Egypte staan de mensen met de zee voor zich en de oprukkende legers van de farao achter zich. En Mozes roept dat de Heer hen vandaag nog zal redden.

Ik geloof daarin. Ik geloof dat dat kan. Ik geloof dat het mogelijk is om een ruimte ergens in jezelf te vinden en dit onveranderlijke, om God, te laten oprijzen dat bezorgdheid, verwarring, onzekerheid en wanhoop afnemen, ook al is het leven niet zonder lijden. Verschillende mystici schrijven daarover. Over een ruimte, ergens in je, dat je nooit meer verlaten zal. Etty Hillesum schrijft daar ook over, in een situatie waarin de legers ook oprukten en de diepte van de zee voor haar lag. “Ik rust in mijzelve. En dat mijzelve, dat allerdiepste en allerbelangrijkste in mij waarin ik rust, dat noem ik God”. En hieraan ontleende zij haar innerlijke vrijheid. Dat was haar Exodus, haar uittocht uit de realiteit van nazi’s met hun terreur en dood. Het leven is niet zonder lijden, maar God is een God die vrijmaakt.

Begrijp met niet verkeerd: ik houd hier niet een pleidooi van “Stil maar, wacht maar, alles wordt nieuw”. Ik geloof niet in religieuze zoete broodjes. Ik vind het reuze ingewikkeld en ik wat weet ik nou hoe het werkt, hoe God zich verhoudt tot lijden. Ik kan mijn beeld van God niet in lijn brengen met lijden als straf, en ook een God met een uitgewerkt plan van A-Z wil er bij mij lastig in.

En toch…zou het zou kunnen zijn dat een mengeling van mooie en verdrietige dingen uiteindelijk een hoger doel dient? Dat wij de diepere zin van de geschiedenis niet zien, NOG niet zien, maar dat die er wel is? En dat wij ZIJN vanuit een onverwoestbare kracht die ons draagt. Alsof ze zee niet meer is en de legers verdwenen zijn? Dat die bevrijdende God zo werkt?

—–

En toen was daar psalm 2. Of eigenlijk was daar de prachtige vertaling van Richard Parker uit 1567 die door Thomas Tallis op muziek werd gezet.

Why fum’th in fight
the Gentiles spite, in fury raging stout?
Why tak’th in hand
the people fond, vain things to bring about?
The Kings arise, the Lords devise, in counsels met thereto,
against the Lord with false accord,
against His Christ they go.

We luisteren naar een eigentijdse interpretatie van deze muziek:

(Christopher Monks, Thomas Tallis, The naked byrd)

Waarom woeden de heidenvolken
en bedenken de volken wat zonder inhoud is?
De koningen van de aarde stellen zich op
en de vorsten spannen samen
tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:
Laten wij Hun banden verscheuren
en Hun touwen van ons werpen!

Soms kan ik de krant niet meer lezen of zet ik radio 1 in de auto maar uit. Want wat wordt er toch veel gevonden. Gezegd. Geblaat. Beweerd. Geroeptoeterd. Wat maakt de mens zich toch druk.Vaak gaat het niet over Etty Hillesum haar verborgen ruimte, maar over de kleren van de keizer. Over alles dat o -zo belangrijk is, maar vooral met de buitenkant te maken heeft.

Al onze plannen
Onze programma’s
Al onze meningen, pamfletten, onze discussies
Alles wat anders zou moeten gaan in deze wereld
Alles waar we ons druk om maken.

Als we wel bidden ‘Uw wil geschiede’ en ook belijden dan God met ons is….zouden we dan ook niet wat vaker daar gevolg aan kunnen geven?
Moslims zeggen “Insa’allah” – als God het wil. Maar wat moet je ermee wanneer het levens anders loopt dat jij zelf wilt?

Hoe ik psalm 2 vandaag lees, is met de gedachte in mijn hoofd dat het niet gaat om de vraag wat het beste is voor mijn ziel. Ook niet wat het nuttigste is voor de mensheid. Nee – de vraag overstijgt deze beperkte doelen en zou moeten zijn: welke functie heeft mijn leven is het grootse en raadselachtige stelsel van God. Dat geheel is groter dan wat ook. Zo groot, dat we onszelf eindelijk kunnen vergeten en opgenomen worden in iets dat ons ver te boven gaat.

We zingen zo dadelijk:

Jou dat ús libben nea
yn waar en wyn fergiet
foltôgje Skepper Geast
wat Jo foar eagen stiet

Of in het Nederlands:

Opdat ons leven nooit
in weer en wind bezwijkt,
kom Schepper Geest, voltooi
wat Gij begonnen zijt.

Ik geloof dat niets ooit ophoudt. Wij bezwijken niet in weer en wind.

Ja, misschien in ons beperkte denken wel, en ja, wij stoppen op een gegeven moment met ademen. Deze gemeente zal ook ophouden, net als de gehele broederschap. Ons leven stopt op een gegeven moment. Maar dat is niet het eind van het liedje.

De liefde zal het winnen
en nooit verloren gaan.

Uw wil geschiede

Amen.

Wie is wie?

“De vreemdeling mag en kan op mijn geloof rekenen”, las ik onlangs ergens. Een boute stelling, die me wel nieuwsgierig maakte. Die arme drommels treffen het maar, dacht ik en ik voelde de jeuk opkomen door de stevigheid van deze stelling. Want wie ís die vreemdeling eigenlijk?

Lees verder

Jappie

De trap moest geschilderd worden, evenals een aantal kozijnen. Daarom kwam Jappie de schilder, met strakke hand en zonder tape. Met bewondering kijk ik naar zijn werk. ’s Middags om een uur of vier gaat Jappie naar huis en plaatst het deksel terug op het verfblik. Het blik wordt gesloten, en dat blijft zo  tot de volgende ochtend, wanneer dit ritueel in omgekeerde volgorde opnieuw plaatsvindt aan het begin van een nieuwe werkdag. Lees verder

Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?

Ik herinner me Don en Andrew. Twee jongetjes uit Belfast, die via de kerk in de zomer van 1983 bij ons thuis kwamen logeren en tijdelijk verlost waren van het geweld daar in Noord-Ierland. Ik herinner met het IKV en de demonstraties tegen de plaatsing van kernwapens in Nederland en de buttons (‘Wij willen alleen zure bommen’) die we met een groepje maakten voor ongeïnteresseerde passanten. Ik herinner me de contacten die we als kerk in Leeuwarden hadden met een bevriende gemeente in de DDR en de stencils die ik hielp maken in oktober 1989 die opriepen tot deelname aan de Friedens-gebete.

Lees verder
« Oudere berichten Nieuwere berichten »

© 2024 Jelle Waringa

Thema gemaakt door Anders NorenBoven ↑